3.2 Hoeveel levert het ons op?

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst:

Stap 1: Mobiel in de telefoontas
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 77 en pak je schrift, etui en rekenmachine                 erbij.




timer
5:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst:

Stap 1: Mobiel in de telefoontas
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 77 en pak je schrift, etui en rekenmachine                 erbij.




timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 3.2 - In deze les:
In deze les leer je:
  • hoe je de brutowinst en het nettoresultaat berekent
  • wat arbeidsproductiviteit is en hoe die kan toenemen
  • wat de productiecapaciteit van een bedrijf is


Slide 2 - Tekstslide

Omzet en winst
Omzet = Het totaalbedrag dat je ontvangt door producten te verkopen.
Een deel daarvan besteed je aan de inkoopwaarde van je producten.

Het verschil tussen omzet en inkoopwaarde is de brutowinst.

Daarvan moet je nog allerlei bedrijfskosten betalen, zoals huur, loon van je personeel, reclame, verzekeringen, enzovoort. 

Wat uiteindelijk overblijft is je nettoresultaat.
Dat kan nettowinst of nettoverlies zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Btw
Als je ondernemer bent, kijk je bij het berekenen van de resultaten alleen naar de bedragen exclusief btw (=100%).
 
De btw die je van je klanten ontvangt, moet je betalen aan de Belastingdienst.

Alle btw die je betaald hebt over je inkopen en bedrijfskosten, krijg je terug. Voor een ondernemer kost de btw per saldo dus niets.

Slide 4 - Tekstslide

Omzet, brutowinst en nettoresultaat

Omzet = afzet x verkoopprijs
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
Nettoresultaat = brutowinst - bedrijfskosten


Opgave 14 samen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Bedrijven willen dat de arbeidsproductiviteit zo hoog mogelijk is.

Arbeidsproductiviteit = de productie per werknemer in een bepaalde tijd (bijvoorbeeld per uur of per week).

Met een hogere arbeidsproductiviteit kun je met evenveel mensen meer produceren in dezelfde tijd. Of evenveel produceren, maar dan met minder mensen. De kostprijs per product wordt dan lager.




Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • technologische ontwikkelingen: mechanisatie en automatisering
  • scholing: door bijvoorbeeld cursussen kun je het werk beter en sneller doen
  • arbeidsverdeling of specialisatie: de werkzaamheden worden zo verdeeld, dat iedereen doet waar hij of zij goed in is
  • prestatieloon: je krijgt als afdeling of werknemer een bonus als je een bepaalde productie hebt behaald.

Slide 9 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit berekenen



Arbeidsproductiviteit per periode = 

Voorbeeld:
Een kledingfabriek produceert 120.000 t-shirts per week.
Er zijn 16 werknemers die allemaal 5 dagen per week werken.
Bereken de arbeidsproductiviteit per persoon per dag.



Slide 10 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit berekenen

Voorbeeld:
Een kledingfabriek produceert 120.000 t-shirts per week.
Er zijn 16 werknemers die allemaal 5 dagen per week werken.
Bereken de arbeidsproductiviteit per persoon per dag.

Uitwerking:
De productie per dag is 120.000 : 5 = 24.000 t-shirts.
De arbeidsproductiviteit is 24.000 ÷ 16 = 1500 t-shirts per persoon per dag, of:
120.000 ÷ (16 werknemers x 5 dagen) = 1500 t-shirts per persoon per dag.


Slide 11 - Tekstslide

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.

De productiecapaciteit wordt bepaald door:
  1. het aantal mensen dat bij het bedrijf werkt.
  2. het aantal uren dat zij werken.
  3. de machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt.


Slide 12 - Tekstslide

Samen maken opgave 7, 11a & 12a

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1:  Maken par. 3.1 opgave 1 t/m 12.
Stap 2: Maken par. 3.2 opgave 13 t/m 24.

Dit is huiswerk voor vrijdag.

timer
8:00
timer
2:30

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video