Woordsoorten
1 / 28
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Woordsoorten
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het hulpwerkwoord?:
Ik ben naar de stad gelopen.
Ik ben naar de stad gelopen.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het hulpwerkwoord?:
Ik heb gisteren een pizza gegeten.
Ik heb gisteren een pizza gegeten.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het hulpwerkwoord?:
Ik heb altijd willen vliegen.
Ik heb altijd willen vliegen.
A
heb
B
altijd
C
willen
D
vliegen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig werkwoord?:
Ik loop naar de stad.
Ik loop naar de stad.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het zelfstandig werkwoord?:
Wij gaan naar school.
Wij gaan naar school.
Slide 13 - Open vraag
Wat is het zelfstandig werkwoord?
Ik heb de was opgehangen.
Ik heb de was opgehangen.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het bijwoord?:
Morgen vlieg ik naar Spanje.
Morgen vlieg ik naar Spanje.
Slide 18 - Open vraag
Wat is het bijwoord?
Als je verderop rechtsaf slaat kom je uit bij het bos.
Als je verderop rechtsaf slaat kom je uit bij het bos.
Slide 19 - Open vraag
Wat is het bijwoord?
Waarom zou ik naar jou luisteren?
Waarom zou ik naar jou luisteren?
Slide 20 - Open vraag
Wat is het bijwoord:
Ik vind jouw gedrag erg vervelend.
Ik vind jouw gedrag erg vervelend.
A
erg
B
erg vervelend
C
vervelend
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?:
Mijn vriendin had heel erg hard geleerd voor dat proefwerk!
Mijn vriendin had heel erg hard geleerd voor dat proefwerk!
A
heel
B
erg hard
C
heel erg hard
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
Vandaag wil ik wel even naar je fiets kijken.
Vandaag wil ik wel even naar je fiets kijken.
A
Vandaag wel even
B
wel even
C
Vandaag
D
wel
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
Misschien wil je dat boek voor mij kopen?
Misschien wil je dat boek voor mij kopen?
A
Misschien
B
dat
C
voor mij
