In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
N2 thema Wonen taak 3
In deze taak ga je:
rekenen met gewicht en inhoud
weegschalen en maatbekers aflezen;
eenheden van ingrediënten omrekenen;
hoeveelheden schatten.
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Belangrijkste meeteenheden
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Belangrijkste meeteenheden
Slide 5 - Tekstslide
Belangrijkste meeteenheden
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
2 ons = g
3 dg = cg
5 g = mg
3 kg = pond
4000 g = kg
5 ton = kg
2000 mg = g
3500 g = kg
timer
2:00
Slide 8 - Tekstslide
Antwoorden
2 ons = 200 g 4000 g = 4 kg
3 dg = 30 cg 5 ton = 5000 kg
5 g = 5000 mg 2000 mg = 2 g
3 kg = 6 pond 3500 g = 3,5 kg
Slide 9 - Tekstslide
Hoeveel weegt het?
200 mg
1 kg
1 pond
2 ons
3,6 ton
4 g
Slide 10 - Sleepvraag
Wat voor soort weegschaal is dit? .
A
keukenweegschaal
B
digitale weegschaal
C
personenweegschaal
D
analoge weegschaal
Slide 11 - Quizvraag
Hoe noemen we dit apparaat?
A
weegbeker
B
mixbeker
C
maatbeker
D
literbeker
Slide 12 - Quizvraag
Waar kunnen wij suiker mee wegen?
A
personenweegschaal
B
litermaat
C
maatbeker
D
keukenweegschaal
Slide 13 - Quizvraag
Hoeveel weegt deze persoon? Zet de goede eenheid erachter.
Slide 14 - Open vraag
2 eieren wegen 162 gram. Hoeveel eieren passen in 1 kg?
A
± 6 eieren
B
± 8 eieren
C
± 10 eieren
D
± 12 eieren
Slide 15 - Quizvraag
Hoeveel gram mozzarella is er nodig voor 7 personen?
Slide 16 - Open vraag
Tekst
Slide 17 - Tekstslide
Belangrijkste meeteenheden
Slide 18 - Tekstslide
Wat is de inhoud?
40 l
8 dl
1,5 liter
33 cl
42 hl
225 ml
Slide 19 - Sleepvraag
Belangrijkste meeteenheden
1 dm3 = 1 liter
Slide 20 - Tekstslide
Hoeveel glazen kun je schenken uit een 1,5 liter fles frisdrank?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 21 - Quizvraag
Op de gebruiksaanwijzing staat dat je 50 ml laminaat- reiniger (1 dop) moet oplossen in 2,5 liter lauw water. Hoeveel cl reiniger heb je nodig als je maar 1 liter lauw water wil gebruiken?
A
1
B
2
C
10
D
25
Slide 22 - Quizvraag
Uitleg
Voor 2,5 liter water heb je 50 ml reiniger nodig.
Met een verhoudingstabel:
Voor 1 liter water heb je dus 20 ml reiniger nodig.
20 ml = 2 cl.
reiniger (ml
50
10
20
water (l)
2,5
0,5
1
Slide 23 - Tekstslide
Hoeveel ml sap komt er gemiddeld uit één sinaasappel?
Tekst
Slide 24 - Open vraag
Uitleg
35 cl = 350 ml
350 ml : 5 sinaasappels = 70 ml
Slide 25 - Tekstslide
Oefenen
met
examenopgaven
Slide 26 - Tekstslide
Voor een gerecht heb je 46 gram suiker nodig. Hoeveel afgestreken eetlepels suiker heb je nodig?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 27 - Quizvraag
Uitleg
Een afgestreken eetlepel suiker bevat 11.500 mg suiker.
11.500 mg : 1000 = 11,5 gram
46 : 11,5 = 4
Je hebt dus 4 eetlepels suiker nodig.
Slide 28 - Tekstslide
Hoeveel potten soep moet je kopen?
Slide 29 - Open vraag
Uitleg
Met 1 pot maak je 400 ml soep + 200 ml water = 600 ml soep
3 liter = 3000 ml
3000 ml : 600 ml = 5 potten
Slide 30 - Tekstslide
Hoeveel gram graszaad wordt per m2 geadviseerd?
Slide 31 - Open vraag
Uitleg
1 kg = 1000 gram
1000 gram graszaad : 50 m2 = 20 gram per m2
Slide 32 - Tekstslide
Hoeveel liter regen is er op het gazon gevallen?
Slide 33 - Open vraag
Uitleg
1 mm in de regenmeter = 1 liter regen per m2.
11 mm in de regenmeter = 11 liter regen per m2.
Oppervlakte gazon is 20 m2.
20 m2 x 11 liter = 220 liter.
Slide 34 - Tekstslide
Op een pallet zijn negentien dozen geladen van 40 kilogram. De pallet zelf heeft een gewicht van 25 kilogram. Welk totaalgewicht in kilogram noteer je op de vrachtbrief?