H6 Grammatica Woordsoorten AR1

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog van de vorige les?
  • Uitleg Grammatica H6
  • Zelf aan de slag!



Slide 2 - Tekstslide

Voor we starten....
Noteer eerst het huiswerk in jouw Plenda.

Maandag 23 mei:
  • Grammatica Woordsoorten H5: opdr. 1, 2, 4
  • Grammatica Woordsoorten H6: opdr. 1, 2, 4
Online: alle opdrachten van jouw leerroute

Donderdag 2 juni:
Grammatica Woordsoorten H1-6.



Slide 3 - Tekstslide

Doelen van deze les:
Aan het einde van de les:
  • kan ik voorzetsels in een zin benoemen;
  • kan ik bijwoorden in een zin benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • lidwoord (bepaald en onbepaald)
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • persoonlijk voornaamwoord
  • bezittelijk voornaamwoord
  • zelfstandig werkwoord
  • hulpwerkwoord
  • koppelwerkwoord
  • aanwijzend voornaamwoord
  • vragend voornaamwoord
  • onbepaald voornaamwoord 

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Lidwoord (lw): de, het, een
  • bepaald lidwoord (blw): de, het 
  • onbepaald lidwoord (olw): een

Zelfstandig naamwoord (ZN): mensen, dieren, dingen + namen, alles waar je de/het/een voor kunt zetten

Bijvoeglijk naamwoord (BN): zegt iets over het ZN, mooie/grote

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw): wijst een persoon aan: ik, jij, zij
Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw): geeft een bezit aan: mijn, jouw, onze

Zelfstandig werkwoord (ZWW): zie je meteen wat iemand doet: lopen, fietsen
Koppelwerkwoord (KWW): koppelt het ww aan het onderwerp: vast rijtje: lijken, schijnen etc.
Hulpwerkwoord (HWW): helpt het gezegde maken: worden, kunnen

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.): Deze, die, dit, dat, zo'n
Vragend voornaamwoord (vr.vnw): Wie, wat, welke, wat voor
Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw.): iets, iemand, niemand, diegene, men

Slide 8 - Tekstslide

Woordsoorten H6
Voorzetsels en bijwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsel
Kastwoordjes
Geeft plaats, tijd , reden/oorzaak aan
Staat voor een voornaamwoord, zelfstandig naamwoord,

Plaats: in de schuur, te Nijmegen, op het dak, bij mij.
Tijd: tijdens de pauze, gedurende de oorlog, na de les.
Reden/oorzaak: vanwege de dichte mist, door de kredietcrisis.

Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin met een voorzetsel

Slide 11 - Open vraag

VOORZETSEL
Op
de
Domtoren
in
Utrecht
heb
je
een
prachtig
uitzicht.

Slide 12 - Sleepvraag

Voorzetsel

Soms is een voorzetsel deel van een uitdrukking.
Bv. Iemand op zijn nummer zetten, Iets achter de hand 
houden.

Let op: een deel van een splitsbaar werkwoord (aankijken, namaken, uitzwaaien) noem je geen voorzetsel! Dit hoort namelijk bij het werkwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
Rust
maar
lekker
uit
tijdens
de
vakantie.

Slide 14 - Sleepvraag

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 15 - Quizvraag

Bijwoord
Geeft plaats, tijd, (on)zekerheid, ontkenning aan.
Vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, wanneer

Een bijwoord zegt iets over:
een hele zin, een werkwoord (hard fietsen),
een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi),
een ander bijwoord (heel erg mooi)

Slide 16 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over:
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?

Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 18 - Quizvraag

vragend voornaamwoord
bijwoord
waarom
waar
wat voor (een)
welke
wat
wanneer
hoe
wie

Slide 19 - Sleepvraag

bijvoeglijk naamwoord (BN)
bijwoord (BW)
De
burgemeester
moest
hard
lopen
naar
de
dichtsbijzijnde
bushalte.

Slide 20 - Sleepvraag

Wat kies je?
Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken

Slide 21 - Poll

Aan de slag!
Maak H6 Grammatica Woordsoorten (blz. 180, 181): opdr. 1, 2, 4
Voorzetsels en bijwoorden 

Klaar? 
Trainen óf lezen in je leesboek.

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan een voorzetsel en bijwoord in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Ik kan een aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Huiswerk
Maandag 16 mei:
Grammatica Woordsoorten H5 + H6

Donderdag 2 juni:
Toets Grammatica 
Woordsoorten H1-6



Slide 25 - Tekstslide