RT les 5 spelling algemeen

We beginnen met 10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
RTMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

We beginnen met 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Remedial teaching
les 5
algemene spelling

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het met de planner?
Laat maar even zien!
Ook je huiswerk even laten zien.
Heb je het werk vorige keer nog niet nagegeken? Niet erg, doe dat dan nu nog even.

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken les 4

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we deze les leren?
  • Waar hoort de hoofdletter?
  • Waar hoort de punt?
  • Waar hoort een komma?

Wat heb je nodig voor deze les?
LessonUp, lesbrief in Teams

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
De regels
  1. Eerste woord aan het begin van de zin, behalve als de zin met een getal begint ( 14 februari begint.....) of met een 's ('s Avonds......
  2. Begin van een citaat
  3. Namen van personen ( de heer Van den Ende, maar: de heer J. van den Ende), feestdagen ( maar paasdag, kerstboom), steden, merken, enz.
  4. Bijvoegelijke naamwoorden die zijn afgeleid van een woord dat je met hoofdletter schrijft ( Franse les, Engelstalig, Zuid-Hollandse)

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen hoofdletters
  • historische perioden, maanden, seizoenen en windrichtingen --> kleine letter ( middeleeuwen, januari, lente, zuidoost, het noorden)
  • afkortingen van o.a. de volgende schooltypen --> kleine letter
VB.: vmbo, havo, vwo enz.

Slide 8 - Tekstslide

hoofdletter of kleine letter (oef. 25)
1. Sinds vorige maand volg ik een cursus _ngels voor gevordenen.
2. De meeste -ranse steden heb ik weleens bezocht.
3. Deze zomer gaan we fietsen op de _uid-_ollandse eilanden. 
4. De heer _an der Steen neemt deze maand afscheid.
5. Heb jij nog iets gehoord van de sollicitant met de naam K. –an der Sluis .

Slide 9 - Tekstslide

hoofdletter of kleine letter
1.  Engels
2.  Franse steden .
3. Zuid-Hollandse 
4. De heer Van der Steen.
5. K. van der Sluis .

Slide 10 - Tekstslide

hoofdletter of kleine letter
6. Ik heb nog nooit de -weede –amer bezocht.
7. Weet jij of die econoom woensdag 5 _ktober komt?
8. De –lfstedentocht gaat meestal niet door.
9. In dat _hinese restaurant kun je heerlijk eten
10.Dat verhaal speelt zich af in de _iddeleeuwen

Slide 11 - Tekstslide

hoofdletter of kleine letter
  1. Tweede Kamer .
7. woensdag 5 oktober 
8. De Elfstedentocht 
9. Chinese 
10. middeleeuwen

Slide 12 - Tekstslide

Waar in de zin schrijf je een punt?

Slide 13 - Open vraag

Komma
                          De regels
  1. Tussen twee persoonsvormen of gezegdes                                                               ( toen Joost de microfoon pakte, begon iedereen te applaudiseren)
  2. Tussen onderling verwisselbare bijvoegelijk naamwoorden.                         (Hij heeft vierkante, ovale en ronde figuren getekend.)                                           LET OP! niet verwisselbaar, geen komma ( Zij heeft mooie rode rozen gekregen.

Slide 14 - Tekstslide

Voor voegwoorden omdat, zodat, toen, maar e.d., wanneer je in de zin een korte pauze hoort
Wij hebben een abonnement op die krant genomen, omdat wij graag kranten lezen.
In het weekend gaan we een eind fietsen, maar dan moet het wel lekker weer zijn.
De ouders van Coen waren heel erg blij , toen zij hoorden dat hij toch geslaagd was.
Let op: je gebruikt geen komma als de voorafgaande zin ( heel) kort is.
Ik ga niet zwemmen omdat ik geen tijd heb.

Slide 15 - Tekstslide

Tussen de onderdelen van een opsomming zet je ook een komma.
Voor mijn werkstuk gebruik ik allerlei bronnen: kranten, tijdschriften, websites, e.d. 
Hij houdt van allerlei huiskamerspellen. Bijvoorbeeld: monopoly, bridge, triviant en risk.
Als je tijdens het lezen een pauze hoort, zet je op die plaats een komma.
Het Nederlands voetbalelftal, dat tot de beste teams van de wereld behoort, wordt vast nog wel een keer wereldkampioen.
Amsterdam, de hoofdstad van ons land, trekt veel toeristen.


Slide 16 - Tekstslide

Zet de komma's op de goede plek
1. Soms als ik erg moe ben kan ik niet goed slapen.
2. Ik wil graag: een nieuwe auto een nieuwe fiets een nieuwe telefoon en
nieuwe schoenen.
3. Ik moet straks naar voetbaltraining want ik heb zaterdag een wedstrijd.
4. Ik lust graag: pizza pasta Chinese rijstgerechten en salade.
5. Hans eet graag: koekjes snoepjes en chocolaatjes.

Slide 17 - Tekstslide

Zet de komma's op de goede plek
1. Soms als ik erg moe ben, kan ik niet goed slapen. ( tussen 2 persoonsvormen)
2. Ik wil graag: een nieuwe auto, een nieuwe fiets, een nieuwe telefoon en
nieuwe schoenen. (opsomming)
3. Ik moet straks naar voetbaltraining, want ik heb zaterdag een wedstrijd.
4. Ik lust graag: pizza, pasta Chinese rijstgerechten en salade. ( opsomming)
5. Hans eet graag: koekjes, snoepjes en chocolaatjes. ( opsomming)

Slide 18 - Tekstslide

Zet de komma's op de goede plek
6. Dagmar houdt van: pianospelen paardrijden en boksen.
7. Mo houdt van boksen lezen en koken.
8. Omdat de leerlingen vandaag vervelend waren moeten ze morgen
nablijven. 
9. Ze kregen samen zes kinderen: Didi Lodewijk Samuel Kiki Richard en
Boudewijn 
10.Ik moet morgen mijn werkboek laten zien omdat ik hem vandaag vergeten
was.

Slide 19 - Tekstslide

Zet de komma's op de goede plek
  1. Dagmar houdt van: pianospelen, paardrijden en boksen. ( opsomming)
    7. Mo houdt van boksen, lezen en koken.
8. Omdat de leerlingen vandaag vervelend waren, moeten ze morgen
nablijven. ( tussen 2 persoonsvormen)
9. Ze kregen samen zes kinderen: Didi, Lodewijk, Samuel, Kiki, Richard en
Boudewijn ( opsomming) 
10.Ik moet morgen mijn werkboek laten zien, omdat ik hem vandaag vergeten
was. (voor voegwoord omdat)

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk
  1. Leer de theorie uit de lesbrief.
teams --> studieles --> RT les 5
2. Oefenen:  https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-leestekens/
3. Maak alle opdrachten uit deze lesbrief ( oef. 25 en 26)



Slide 21 - Tekstslide