Kapitel 3 - 2e klassen TrabiTour Essen und sein

Kapitel 3. Das ist lecker!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kapitel 3. Das ist lecker!

Slide 1 - Tekstslide

Periode 3, Kapitel 3
Ziel: 
Aan het einde van dit hoofdstuk kun je:
* Eten en drinken bestellen in het Duits.

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Einleitung Kapitel 3:
Hören
Neue Wörter

Ziel: Je kunt een Duits lied en een luisterfragment over het thema eten begrijpen.


Slide 3 - Tekstslide

Aufgabe 1   
Luister mee naar het lied  'Deine Ferunde-Chocolade" 
en lees mee op  Seite 80. Beantwoord de vragen in je boek in het Nederlands 

Het lied vind je op de volgende slide!
Vertaling van de vraag in je boek + extra vraag:
1b) Schrijf nog 5 andere levensmiddelen op, die in het lied 
genoemd worden, het Duitse woord en de Nederlandse 
vertaling!

Extra: Vertaal 
essen - Obst - Gemüse - wichtig - ich möchte haben

 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke 5 andere levensmiddelen komen in het lied voor?

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: Obst

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: Gemüse

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: wichtig

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: ich möchte haben

Slide 10 - Open vraag

sein


sein = zijn 

ich
bin
du
bist
er/sie/es
ist
wir
sind
ihr
seid
sie/Sie
sind

Slide 11 - Tekstslide

haben & sein
haben
sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
volt. dlw.
timer
0:30

Slide 12 - Tekstslide

Aufgabe 3
Luister naar het gesprek 
"im Restaurant"
Lees voor het luisteren de zinnen eerst goed door.
Unterstreiche was der Gast bestellt! = Onderstreep wat de gast bestelt!

Slide 13 - Tekstslide

De werkwoorden "sein" en "haben" 

sein = zijn 
haben = hebben

Slide 14 - Tekstslide

du .................... (sein)
A
sein
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 15 - Quizvraag

(sein): wir ...
timer
0:10
A
sind
B
sein
C
seid
D
ist

Slide 16 - Quizvraag

Bij

er + sein
A
sein
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in:
Ich (sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 18 - Quizvraag

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 19 - Quizvraag

Aufgabe 6
Kreuzworträtsel! Übersetze das Niederländische ins Deutsche!
Du kannst die Wörter in der Wörterliste A oder B finden.

Slide 20 - Tekstslide

Ziel erreicht?
Neue Wörter --> welche  Wörter hast du gelernt?

Ziel: Je kunt een Duits lied en een luisterfragment over het thema eten begrijpen. --> Hast du es verstanden?


Slide 21 - Tekstslide

Vertaal: der Teller

Slide 22 - Open vraag

Vertaal: das Obst

Slide 23 - Open vraag

Vertaal: die Birne

Slide 24 - Open vraag

Vertaal: die Speisekarte

Slide 25 - Open vraag

Vertaal: de rijst

Slide 26 - Open vraag

Vertaal: nu

Slide 27 - Open vraag

Vertaal: de ananas

Slide 28 - Open vraag

Vertaal: het vlees

Slide 29 - Open vraag

Hausaufgaben
Machen: Kapitel 3 
Übung  1  bis 3 und 16 (ab Seite 80)  wenn noch nicht fertig

Lernen: Kapitel 3
Wörterliste A  + B (Seite 108) 


Slide 30 - Tekstslide