11.2 en 11.3 Bevruchting en zwangerschap

Biologieles 26-3-2020   9:20
Als je wil kun je mee kijken, log in op:
www.lessonup.com
En vul in:
0631
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Biologieles 26-3-2020   9:20
Als je wil kun je mee kijken, log in op:
www.lessonup.com
En vul in:
0631

Slide 1 - Tekstslide

11.2 en 11.3 Bevruchting en zwangerschap

  • Je leert hoe een zaadcel een eicel bevrucht
  • Je leert met welke voorbehoedmiddelen je een zwangerschap voorkomt.
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje groeit.
  • Je leert hoe het kindje wordt geboren

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
  • Geslachtsorganen man
  • Geslachtsorganen vrouw
  • rijping eicel, in het folikel
  • Mensturatie cyclus
Bovenstaande begrippen zou je nu uit moeten kunnen leggen.

Slide 3 - Tekstslide

11.2
Bevruchting

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe een zaadcel een eicel bevrucht 
  • Je leert met welke voorbehoedmiddelen je een zwangerschap voorkomt.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe komen zaadcellen bij de eicel?
De zaadcellen komen via de vagina in de baarmoeder.
Vandaar gaan ze een van de eileiders in. Deze zijn ong.
15 cm lang. Als de zaadcel in de eileider een rijpe 
eicel tegenkomt kan die deze bevruchten.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer ontstaat een baby?
Als de kern van de zaadcel en eicel samensmelten vindt er een bevruchting plaats.

Slide 7 - Tekstslide

Video
Op de volgende dia staat een video, bekijk deze thuis. Nu met de livestream gaat dat niet

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wanneer ontstaat een baby?
Als de bevruchting plaats heeft gevonden, 
gaat de eicel zich delen. Het wordt een
bolletje cellen die in de baarmoeder aankomt.
Het blijft in het baarmoederslijmvlies steken. 
Dat noemen we de innesteling

Vanaf de innesteling noemen we het bolletje
cellen een embro. De vrouw is dan zwanger

Slide 10 - Tekstslide

van de eierstokken , via de eierleider, naar de baarmoeder

Slide 11 - Tekstslide

Video
Op de volgende dia staat een video, bekijk deze thuis. Nu met de livestream gaat dat niet

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 14 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Een condoom is een soort hoesje wat je om de penis schuift.
Het vangt de zaadcellen op, zodat ze niet in de vagina van de  vrouw komen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt
tegen SOA's!

Slide 15 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
De anticonceptiepil (de pil) bevat hormonen die de eispron voorkomen.
Hierdoor rijpt er dus geen eicel en kan die ook niet bevrucht worden.
Daarnaast wordt het slijm in de baarmoedermond dikker, waardoor 
zaadcellen moeilijker naar binnen komen.

De meeste pilsoorten slik je 21 dagen, waarna je een stopweek hebt. In
die stopweek wordt je dan ongesteld.

De pil beschermt niet tegen SOA's!

Slide 16 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
In de anticonceptiepleister en het hormoonstaafje zitten hormonen 
die hetzelfde werken als de hormonen in de pil.
De pleister plak je op je huid, het hormoonstaafje wordt
onder de huid geplaatst.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Het spiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst. Om het steeltje van 
het spiraaltje zit koperdraad of er zitten hormonen in.
Het spiraaltje maakte vrouw minder vruchtbaar en het voorkomt dat 
een bevruchte eicel zich kan innestelen.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Voor het zingen de kerk uitgaan, oftewel de penis voor de zaadlozing uit de vagina halen:
Dit werkt niet als voorbehoedsmiddel. Voor de zaadlozing komt er namelijk ook al vocht uit de penis, voorvocht. Hier kunnen ook zaadcellen inzitten.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.
Dit is dus een voorbehoesmiddel dat voor man en vrouw gelijk is.

Slide 20 - Tekstslide

Wat kun je doen bij een noodgeval?
  • Morning-afterpil: als deze pil binnen 72 uur ingenomen wordt, voorkomt het hormoon in de pil het innestelen van de bevruchte eicel.
  • Abortus: via een abortus kan een bestaande
zwangerschap beëindigd worden. De bevruchte
eicel wordt dan weggezogen. Een abortus kan 
alleen als de vrouw niet langer dan 24 weken
zwanger is.

Slide 21 - Tekstslide

Als je de volgende vragen goed kan beantwoorden, dan weet je dat je de paragraaf goed snapt.
Twijfel je nog of maak je nog veel fouten, maak dan de extra oefeningen in de studiewijzer of maak zelf een samenvatting.

Let op! Je zult nooit de vraag letterlijk goed hebben, maar vergelijk jouw antwoord met het goede antwoord en kijk of het overeen komt.

Slide 22 - Tekstslide

Waarom is een man na een sterilisatie niet meer vruchtbaar?

Slide 23 - Open vraag

Waarom is een vrouw na een sterilisatie niet meer vruchtbaar?

Slide 24 - Open vraag

Welk voorbehoedsmiddel kan een soa voorkomen

Slide 25 - Open vraag

Een condoom zit in drie verschillende verpakkingen verpakt. Aan welke voorwaarde voor een goed voorbehoedsmiddel voldoet het niet?

Slide 26 - Open vraag

Wat gebeurt er bij de innesteling?

Slide 27 - Open vraag

Vanaf wanneer is een eicel bevrucht?

Slide 28 - Open vraag

Samenvattend
    Je weet nu hoe een zaadcel een eicel bevrucht
    Je weet nu met welke voorbehoedmiddelen je een zwangerschap voorkomt.

Slide 29 - Tekstslide

11.3
Zwangerschap

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje groeit.
  • Je leert hoe het wordt geboren.

Slide 31 - Tekstslide

Hoe veranderen moeder en kind?

Bij een zwangerschap verandert er veel bij de moeder en het kind.
  • In de eerste 12 weken noem je het ongeboren kind een embryo. Alle organen van het embryo worden gevormd.
  • Na 12 weken noem je het ongeboren kind een foetus. Het kindje groeit nu vooral.

Slide 32 - Tekstslide

Hoe veranderen moeder en kind?

  • De eerste 12 weken is de vrouw wat moe en eet ze meer.
  • Pas na 20 weken wordt de buik dikker en kan ze het kind voelen bewegen. 
  • Kind steeds groter, de organen van de moeder komen in de verdukkinng. o.a. de blaas,de vrouw moet vaker plassen.
  • De melkklieren in de borsten groeien.

Slide 33 - Tekstslide

Video
Op de volgende dia staat een video, bekijk deze thuis. Nu met de livestream gaat dat niet

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
Het kindje drijft in het vruchtwater. (bescherming tegen schokken en stoten.)
Het vruchtwater wordt bij elkaar gehouden door een soort ballon, de vruchtvliezen.
De baby en moeder zijn verbonden met een navelstreng. (daar bloedvaten van het kindje.)
De navelstreng verbonden met placenta (moederkoek). In de placenta zitten de bloedvaten van de moeder. Bleodvaten moeder en kind daar zeeer dichtbijelkaar om stoffen uit te wisselen

Slide 36 - Tekstslide

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
In de placenta worden de volgende stoffen uitgewisseld:
  •  zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Slide 37 - Tekstslide

Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 38 - Sleepvraag

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 39 - Tekstslide

Video
Op de volgende dia staat een video, bekijk deze thuis. Nu met de livestream gaat dat niet

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken.
Als het kindje met de hoofd naar beneden ligt,
naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling
het gemakkelijkst.

Slide 42 - Tekstslide

De bevalling?

Een bevalling bestaat uit drie fasen:
1. Weeën: spieren in de baarmoederwand trekken samen.
Baarmoedermond gaat open, ontsluiting
Vruchtvliezen breken tijdens of hier vlak voor.
2.Uitdrijving. Sterke persweeën drukken de baby naar buiten.
3. Nageboorte. Weeën duwen de placenta met de vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten. de navelstreng wordt afgeknipt, het litteken van de navelstreng is de navel.

Slide 43 - Tekstslide

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

Omdat er stoffen uitgewisseld worden tussen kind en moeder, kunnen schadelijke en giftige stoffen ook van de moeder bij het kind komen. Denk hierbij aan drugs, alcohol en nicotine. Hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen. In ernstige gevallen kan het kind zelfs doodgaan. Als een kind overlijdt in de baarmoeder noemen we dat miskraam.

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 44 - Tekstslide

Als je de volgende vragen goed kan beantwoorden, dan weet je dat je de paragraaf goed snapt.
Twijfel je nog of maak je nog veel fouten, maak dan de extra oefeningen in de studiewijzer of maak zelf samenvatten.

Let op! Je zult nooit de vraag letterlijk goed hebben, maar vergelijk jouw antwoord met het goede antwoord en kijk of het overeen komt.

Slide 45 - Tekstslide

Als de weeën niet op tijd op gang komen kunnen ze opgewekt worden. Waarom zijn weeën noodzakelijk als een baby "natuurlijk" (dus zonder keizersnee) geboren moet worden?

Slide 46 - Open vraag

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 47 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij een nageboorte?

Slide 48 - Open vraag

samenvatting
  • Je weet nu hoe bij een zwangerschap het kindje groeit.
  • Je weet nu hoe het kindje wordt geboren.

Slide 49 - Tekstslide

Vragen
Iemand nog een vraag over deze stof van dit lesuur?
Bevruchting of zwangerschap?

Slide 50 - Tekstslide