Onderscheid maken tussen feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten
Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen
Slide 2 - Tekstslide
Wat we tot nu toe hebben gedaan
Publiek herkennen: bron, taalgebruik en onderwerp
Standpunt en argumenten
Argumenten ondersteunen het standpunt
Standpunt is meestal te herkennen aan woorden als ik vind, volgens mij, ik denk dat, dan ook, dus, daarom, kortom.
Slide 3 - Tekstslide
Argumenteren (pagina 192)
Standpunt innemen = je mening geven
Dit standpunt ga je vervolgens onderbouwen. Dit kan met feitelijke en met waarderende argumenten.
Zie het schema op pagina 192.
Slide 4 - Tekstslide
Amsterdam heeft veel concertzalen. Het is dus geen wonder dat bijna elke band die Nederland aandoet, in Amsterdam optreedt.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 5 - Quizvraag
Het is voor iedereen goed om op een teamsport te zitten, want dat is de beste manier om te leren samenwerken.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 6 - Quizvraag
Ik zou voorlopig geen nieuwe schaatsen kopen; het is al jaren geleden dat er langer dan enkele dagen natuurijs heeft gelegen.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 7 - Quizvraag
Omdat het zo gezellig is, vind ik een glaasje wijn op zijn tijd geen probleem.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 8 - Quizvraag
De CO2-uitstoot is niet van grote invloed op de opwarming van de aarde: de zeespiegel stijgt al sinds 12.000 jaar geleden
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 9 - Quizvraag
Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemand argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen.
Onthouden/opschrijven!
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
Met een weerlegging ontkracht je een argument
Slide 10 - Tekstslide
Soorten argumenten
Mijns inziens moet er op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden,want dat zal helpen in de strijd tegen overgewicht.
Slide 11 - Tekstslide
Oneens?
Mijns inziens moet er op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden, wantdat zal helpen in de strijd tegen overgewicht.
Ik ben het daar niet mee eens.Het is niet de taak van de scholen om leerlingen te voeden. En in Engeland serveren ze al jaren een schoolmaaltijd en het overgewicht is daar niet afgenomen.
Slide 12 - Tekstslide
En nu? Oefenen!
Slide 13 - Tekstslide
Wil je een standpunt ontkrachten? Dan gebruik je een ...
A
Tegenargument
B
Weerlegging
Slide 14 - Quizvraag
Wil je een argument ontkrachten? Dan gebruik je een ...
A
Tegenargument
B
Weerlegging
Slide 15 - Quizvraag
Opdracht 3 NN
Staan er geen signaalwoorden? Maak ze dan in je hoofd.
Aangezien het een oplossing voor het fileprobleem is, moet iedereen meer met de trein reizen.
Iedereen moet meer met de trein reizen, want...[argument]
Omdat het een oplossing is voor het fileprobleem, moet dus...[standpunt]
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 3 NN
Aangezien het een oplossing voor het fileprobleem is, moet iedereen meer met de trein reizen.
A. Met de trein ben je veel langer onderweg (T)
B. In een groot deel van Nederland is er helemaal geen fileprobleem (W)
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 3 NN
Iedereen zou biologisch vlees moeten eten. [want] De dieren worden op een biologische boerderij beter behandeld.
A. Biologisch vlees is slechter voor het milieu. [T]
B. Op een biologische boerderij worden de dieren veel vaker ernstig ziek. [W]
Slide 18 - Tekstslide
En nu?
Jullie kunnen:
- Onderscheid maken tussen waarderende en feitelijke argumenten.
- Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.
Slide 19 - Tekstslide
Morgen:
Verder met Argumenteren 1
Bezig met opdracht 4, 7 en 8 van NN
Opdracht 3 maak je nu zelf (p 193)
Aan het eind van de week lever je alle gemaakte opdrachten in. Houd het dus goed bij!