Argumenteren H4

Argumenteren
Nieuw Nederlands pagina 192




2 februari 2021
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumenteren
Nieuw Nederlands pagina 192




2 februari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Lesdoel: 
  • Onderscheid maken tussen feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten
  • Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen

Slide 2 - Tekstslide

Wat we tot nu toe hebben gedaan
  • Publiek herkennen: bron, taalgebruik en onderwerp
  • Standpunt en argumenten
  • Argumenten ondersteunen het standpunt
  • Standpunt is meestal te herkennen aan woorden als ik vind, volgens mij, ik denk dat, dan ook, dus, daarom, kortom.

Slide 3 - Tekstslide

Argumenteren (pagina 192)
Standpunt innemen = je mening geven

Dit standpunt ga je vervolgens onderbouwen. Dit kan met feitelijke en met waarderende argumenten.

Zie het schema op pagina 192.

Slide 4 - Tekstslide

Amsterdam heeft veel concertzalen. Het is dus geen wonder dat bijna elke band die Nederland aandoet, in Amsterdam optreedt.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 5 - Quizvraag

Het is voor iedereen goed om op een teamsport te zitten, want dat is de beste manier om te leren samenwerken.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 6 - Quizvraag

Ik zou voorlopig geen nieuwe schaatsen kopen; het is al jaren geleden dat er langer dan enkele dagen natuurijs heeft gelegen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 7 - Quizvraag

Omdat het zo gezellig is, vind ik een glaasje wijn op zijn tijd geen probleem.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 8 - Quizvraag

De CO2-uitstoot is niet van grote invloed op de opwarming van de aarde: de zeespiegel stijgt al sinds 12.000 jaar geleden
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemand argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen.
Onthouden/opschrijven!
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
  • Met een weerlegging ontkracht je een argument

Slide 10 - Tekstslide

Soorten argumenten
  • Mijns inziens moet er op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden, want dat zal helpen in de strijd tegen overgewicht

Slide 11 - Tekstslide

Oneens? 
  • Mijns inziens moet er op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden, want dat zal helpen in de strijd tegen overgewicht.  
  • Ik ben het daar niet mee eens. Het is niet de taak van de scholen om leerlingen te voeden. En in Engeland serveren ze al jaren een schoolmaaltijd en het overgewicht is daar niet afgenomen.

Slide 12 - Tekstslide

En nu? Oefenen!

Slide 13 - Tekstslide

Wil je een standpunt ontkrachten? Dan gebruik je een ...
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 14 - Quizvraag

Wil je een argument ontkrachten? Dan gebruik je een ...
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 3 NN
Staan er geen signaalwoorden? Maak ze dan in je hoofd.

  • Aangezien het een oplossing voor het fileprobleem is, moet iedereen meer met de trein reizen.
  • Iedereen moet meer met de trein reizen, want ...[argument]
  • Omdat het een oplossing is voor het fileprobleem, moet dus...[standpunt]

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 3 NN
Aangezien het een oplossing voor het fileprobleem is, moet iedereen meer met de trein reizen.

A. Met de trein ben je veel langer onderweg (T)
B. In een groot deel van Nederland is er helemaal geen fileprobleem (W)

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 3 NN
Iedereen zou biologisch vlees moeten eten. [want] De dieren worden op een biologische boerderij beter behandeld. 

A. Biologisch vlees is slechter voor het milieu. [T]
B. Op een biologische boerderij worden de dieren veel vaker ernstig ziek. [W]

Slide 18 - Tekstslide

En nu? 
Jullie kunnen:
- Onderscheid maken tussen waarderende en feitelijke argumenten.
- Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 19 - Tekstslide

Morgen:
  • Verder met Argumenteren 1
  • Bezig met opdracht 4, 7 en 8 van NN
  • Opdracht 3 maak je nu zelf (p 193)

Aan het eind van de week lever je alle gemaakte opdrachten in. Houd het dus goed bij!

Slide 20 - Tekstslide