13 - H8 - KUA - P4 - Examenvaardigheden & leren leren

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
KUAMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

test
Vandaag in de les:
 
  • Architectuur
  • Leren - Leren

 
Planning - dinsdag  
3 mei - Meivakantie
10 mei - H8 8.2
17 mei - H8. 8.3 
24 mei - Architectuur +leren/leren
31 mei - Dans +leren/leren
7 juni -  Examenvaardigheden
14 juni - Formatieve toets
21 juni - Formatieve toets bespreken
28 juni - Herhalen hoofdstuk 8
5 juli - SE Cultuur van het 
            moderne (1x ed)


Huiswerk: Maak deze les aantekeningen en werk deze uit. Volgende les laten zien

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvaardigheden
Waar let je op bij het maken van je SE

Slide 3 - Tekstslide

test
Begin op tijd met leren!!!
Leerstof SE Kunst algemeen H8
  • Leren TB: H8+begrippenlijst H8  Bijlage som
  • leren powerpoints/LessonUps H8 (op teams)+opdrachten WB
  • Leren begrippen kunstanalyse vormgeving voorstelling: beeldende kunst, dans, muziek, theater (uitleg achter in WB):begrippenlijsten op teams
  • Examenvaardigheden H8
Planning 

17 mei - H8. 8.3 
24 mei - Architectuur +leren/leren
31 mei - Dans +leren/leren
7 juni -  Examenvaardigh.
14 juni - Formatieve toets
21 juni - Formatieve toets bespreken
28 juni - Herhalen hoofdstuk 8
5 juli - SE Cultuur van het 
            moderne (1x ed)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
Lezen, lezen........ LEZEN…​
  • ​Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je vervolgens je kennis op moet toepassen​
     
  • Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door. ​
     
  • Neem de tijd om ook de afbeeldingen/ fragmenten goed te bekijken/beluisteren!​



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
2. Toepassen!​
  • Wees duidelijk​ 
  • Gebruik de termen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen. Het helpt om in je antwoord ook de omschrijving van het begrip op te nemen. Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis! ​
  • Staat er een begrip in de vraag?
    Vormgeving/voorstelling etc: herhaal het begrip in je antwoord.​
  • Ga geen jaartallen “stampen”​
  • Echter wel: 1900-1945​

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
3. Kijken en luisteren​
  • Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde beeldaspecten kunt herkennen. ​
     
  • GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk licht-donkercontrast te zien” .
     
  • FOUT: “beetje donkere kleuren”​


Formuleer helder!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld vraag
Bekijk het schilderij van De Schreeuw. Noem twee opvallende beeldende kenmerken van het schilderij en leg uit waarom in dit schilderij wordt gebroken met de traditie van het realisme.




Fout antwoord:​
“de kleuren en de vormen”

De schreeuw - E.Munch

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed antwoord:​
Beeldend kenmerk VORM: ​
  • De vormen zijn vaak wat omringd door donkere lijnen. 
  • De achtergrond is slechts weergegeven in donkere golvende lijnen ​
  • De vormen zijn: GEABSTRAHEERD. Het gezicht van de hoofdpersoon heeft geen details meer, je ziet niet meer wie het is. Het is niet langer realistisch, zoals in de periode ervoor, MAAR GEABSTRAHEERD​
     
Beeldend kenmerk KLEUR: 
  • De kleur van de lucht (warme roodtinten) is niet realistisch om het gevoel van angst uit te drukken​ 
  • De regels van het realisme zijn losgelaten QUA VORM EN KLEUR in dit schilderij, daarom is dit schilderij een voorloper van de moderne kunst​
 ​







Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
4. Netjes werken
Als om een opsomming gevraagd wordt bijv.
“Noem 4 vormen van massamedia”; nummer deze middelen dan ook!​

1.​
 
2.​
 
3.​
 
4.​

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
5. Duidelijk zijn
  • Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft. ​
     
  • Staat er een begrip in de vraag? Omschrijf dit begrip in je antwoord, zodat je weet dat je aan het toepassen en uitleggen bent.​
     
  • Gebruik geen algemene termen zoals: hij, de mensen, etc. Zeg waar het op staat: de burgers, het publiek​

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld vraag
”Welke politiek-maatschappelijke factor kun je noemen voor het ontstaan van het Dadaisme? Verklaar je antwoord”

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed antwoord: Dada is een kunststroming die zich verzet tegen de heersende orde, door readymades als kunst neer te zetten, het is een protestkunst. ​

Factor voor het ontstaan van DADA: De dreiging van de WOI en de ongelijkheid tussen arm en rijk zorgde ervoor dat kunstenaar wilden protesteren tegen de burgerlijke maatschappij. Ze waren teleurgesteld dat de maatschappij zoveel ellende kon voortbrengen. Heel lang was het zo dat de burgerlijke upperclass bepaalde wat mooi of kunst was. Daar gingen zo nu recht tegen in! Ze wilden breken met het verleden!”​

Onvoldoende antwoord:” WOI” (dit wel een factor maar er wordt niets uitgelegd van hoe het kwam dat daardoor het dadaisme kan ontstaan)​

​ 







Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
Tip 6: Taal is bonus #1​
  • Beantwoord de vraag in goede Nederlandse zinnen. ​
     
  • Doe dat door KERN van de vraag in het antwoord te herhalen.​
     
  • Zo kan je zelf ook controleren of je de vraag compleet hebt beantwoord.​ 

     Zie voorbeeld op de vorige dia.​

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
Tip 7: Taal is bonus #2​
  • Gebruik niet te veel algemene termen, zoals : “men, het, hij, de mensen”​

  • Zeg duidelijk om wie het gaat en waarover het gaat. ”De burgers”, “het publiek” , “de opdrachtgever”, “de kunstenaar Dali” etc​


Zie ook weer voorbeelden op vorige dia’s.​

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
Tip 8: Overeenkomsten en Verschillen​
  • Bij vragen over overeenkomsten en verschillen compleet uitleggen.​

Voorbeeld: Noem een verschil tussen een Bauhaus en De Stijl.​

Fout antwoord: Het Bauhaus komt uit Duitsland, De Stijl niet.​
Waarom is dit nog niet goed? Omdat er niet wordt uitgelegd wat De Stijl wel is.​

Goed antwoord: Het Bauhaus komt uit Duitsland, De Stijl uit Nederland.​




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1900
1910
1920
1930
1940
1950

1e helft 
20e eeuw
1914-1918
Eerste wereld oorlog
1939 - 1945
Tweede wereld oorlog
1945
Oprichting VN
1900
Freud publiceert 
"De Droomduiding"
1908
Henry ford introduceert de lopende band
1917
Russiche Revolutie
1919
Begin ontwikkeling 
radio als massamedium
1924
Stalin aan de macht 
in de Sovjet-Unie
1929
Beurskrach 
New York
1929-1939
Economische 
crisis
1933
Hitler aan de 
macht in Duitsland
1937
Wereld tentoonstelling 
Parijs
1913 
Les Ballets Russes,
Le Sacre du printemps
1915
Kazimir Malevich,
Zwart vierkant
1917
Original Dixieland Jazz Band,
Livery Stable Blues
1917
Oprichting 
De Stijl
1923 Arnold Schönberg,
Twaalftoonssysteem
1924
Surrealitisch manifest
1926 
Martha Graham,
Grahamdans
1927
Eerste geluidsfilm
(talkie)
1927- 1960 
Golden Age
Hollywoodfilms
1937
Opening tentoonstelling
Entartete Kunst
Tip 9, 10 en 11: Puntjes op de i​
9. Sla tussen elke vraag een regel over.​

10. Schrijf netjes.​

11. Controleer je werk altijd als je nog tijd over hebt​

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leren
Waar let je op bij het leren voor je SE

Slide 18 - Tekstslide

test
Focus
  • Nogmaals: focus bij het leren niet op de details, maar op de grote lijnen. ​
  • Dus niet het hele boekje uit je hoofd leren, met jaartallen!​
  • Maar snappen en linken kunnen leggen!​

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten voor het leren​
  • De essentie van deze periode “cultuur van de modernen” snappen. De essentie is de breuk met het verleden. Goed de kenmerken weten en kunnen toepassen​
  • De tijdsgeest: De link tussen de tijdsgeest en de uiterlijke vorm van de kunsten is belangrijk. ​
  • Ook de samenhang tussen de verschillende kunsten. ​
  • Bijv: Kenmerken van Modernen komen terug bij Dans bij Muziek en Beeldende Kunst.​

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten voor het leren​
  • LEER DE BEGRIPPEN H8 en BEGRIPPEN KUNSTANALYSE 
  • BESTUDEER en SNAP de uitleg in je boek bij de begrippen.​
  • BESTUDEER de LessonUp's op teams​
  • Advies: zorg ervoor dat je heel h8 hebt samengevat.​
  • Stel je zelf actieve vragen over de bronnen tijdens het leren. (D.liscentie)
  • Begrippen H8 wekelijks leren tot aan de toets
  • Begrippen kunstanalyse wekelijks leren tot aan de toets
  • Bestudeer de tips examenvaardigheden voor KUA​

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenisgericht leren​
  • Westerse kunstenaars in de moderne tijd, raakten sterk geïnspireerd in niet-westerse culturen.​
  • Zoek de negen namen in de woordenzoeker. ​
  • Leg uit waar deze interesse in niet-westerse culturen vandaan kwam (noem twee aspecten)​

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassingsgericht leren​
Voorbeeld vernieuwing>Arnold Schönberg​
  • Functie van de muziek​
  • Rol van het publiek​

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenhang​
 Primitieve invloeden in dans en beeldende kunst 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorstelling & vormgeving

Slide 25 - Tekstslide

test
Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Beeldende Kunst
Voorstelling, vormgeving, betekenis


Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormgeving
Aspecten
  • Ruimte
  • Tijd
  • Kracht
  • Compositie
  • Voorstelling
Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Richtingen, Hoogtelagen, Combinaties hiervan
Duur/tempo/ritme/maat
Spanning, gewicht, aanzet, impuls
Choreografie
Choreografie
Dans
Voorstelling, vormgeving, betekenis







Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
C
B
A

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormgeving
Aspecten
  • ritme
  • tempo
  • melodie
  • samenklank
  • dynamiek
  • klankkleur
  • vorm
Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Muziek
Voorstelling, vormgeving, betekenis





Ritme — Maat en ritme hebben beide te maken
met de toonduur. Maat is de indeling van muziek
in geaccentueerde en ongeaccentueerde delen,
zoals de slinger van een klok: tik, tak, tik, tak.
Met de maat kun je meetellen. Bijvoorbeeld een
driekwartsmaat met een accent op de eerste tel in
een wals: één-twee-drie. In een vierkwartsmaat ligt
het accent vaak op de eerste en derde tel. Veel pop-
en jazzmuziek is geschreven in de vierkwartsmaat.
Binnen een maat kan er met verschillende tussen-
noten worden gewerkt, waardoor ritme ontstaat....
Tempo — De snelheid waarmee muziek wordt
gespeeld heet tempo. Op een metronoom of in
muzieksoftware kun je het tempo instellen in beats
per minute (BPM). Een bekend tempo bij dance is
120 BPM. Dit betekent 120 tellen per minuut en
dus duurt iedere tel dan een halve seconde. Bij
reggae ligt het tempo lager. Bij gabber of hardcore
house wordt het tempo opgeschroefd tot boven
160 BPM. Adagio (traag) en Allegro (snel) zijn twee
van de termen waarmee tempo in een notenschrift
kan worden aangeduid. Een hoog tempo zorgt...
Melodie — De toonhoogte is de hoogte van een
klank. Door de afwisseling van hoge en lage tonen
ontstaat een melodie. Een melodie kan bijvoor-
beeld beweeglijk, gevarieerd, vlak of vol her-
halingen zijn.
Samenklank — Als meerdere zangers of muzikan-
ten precies dezelfde melodie volgen, is de muziek
eenstemmig of unisono. Denk bijvoorbeeld aan
gregoriaanse muziek. Zodra er meerdere melodie-
lijnen tegelijk zijn, noem je de muziek meer-
stemmig of polyfoon.
Muziek wordt geschreven in een toonsoort; een
verzameling van tonen die volgens bepaalde regels
is georganiseerd. Een samenklank van ten minste
drie tonen noem je een akkoord. De rangschikking
van akkoorden noem je harmonie. Klinkt die
vertrouwd en ‘harmonieus’ dan noemen we dit
consonant; klinkt die schril en expressief (met...
Dynamiek — De afwisseling van harde en zachte
klanken noemen we dynamiek. Wisselingen in de
dynamiek geven contrast en dragen bij aan het
karakter van de muziek. Als er grote contrasten
zijn tussen luide en zachte klanken, spreek je van
veel dynamiek. Wanneer muziek met toenemende
klanksterkte wordt gespeeld, heet dat een crescendo.
De luisteraar ervaart dan vaak ook een groeiende
spanning. Afnemende klanksterkte noemen we
decrescendo.
Klankkleur — De karakteristieke klank waaraan
een stem of instrument kan worden herkend heet
klankkleur. Zowel afzonderlijke stemmen en in-
strumenten als complete muziekstukken hebben
ieder hun eigen klankkleur. Voor het beschrijven
van de klankkleur kunnen allerlei buitenmuzikale
termen worden gebruikt, zoals warm, donker,
helder en schel.
Een klassiek symfonieorkest is ingedeeld in vier
orkestgroepen, met ieder een specifieke klank-
kleur. De strijkers (violen, altviolen, celli, contra-
bassen), koperblazers (hoorns, trompetten,
trombones, tuba), houtblazers (fluiten, hobo’s,
klarinetten, fagotten) en slagwerkers (pauken,
bekkens, triangel, tamboerijn, etc.) en...
Vorm — Bij het schrijven van muziek gebruikt een
componist of muzikant alle hiervoor genoemde
muzikale middelen. Daarnaast hebben composities
meestal een vaste structuur of vorm. Klassieke mu-
ziek kent bijvoorbeeld sonates en symfonieën. Een
sonate is een muziekstuk voor solo-instrumenten
met geen of beperkte begeleiding, dat uit drie of
vier delen bestaat. Het eerste en laatste deel van
een sonate zijn gewoonlijk snel. Een symfonie is
een groot werk voor een symfonieorkest, bijna al-
tijd in vier delen (snel, langzaam, matig snel en
snel). Een lied heeft vaak...
A
B
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
C

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quizzz...

Slide 29 - Tekstslide

test
A
B
C

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke jaartallen horen er bij
het Modernisme?
A
1850-1900
B
1900-1950
C
1950-2000
D
2000- heden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken passen bij
het Modernisme?
A
traditioneel, kwaliteit, waarneming
B
consumptie maatschappij, alledaags
C
experimenteel, expressief, radicaal, primitief, onderbewuste
D
inhoudsloos, onbegrensde mogelijkheden.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met avant-garde?
A
Kunstgroepering die experimenteert met vernieuwing (tegen gevestigde orde)
B
Communistische groepering die de Russische revolutie steunt
C
Groep nostalgische kunstenaars die oude waarden willen herstellen
D
Een groepering die grafische kunst maakt in Berlijn

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Expressionisme
Futurisme
De Stijl
Kubisme
Dadaïsme

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ready made?
A
Kunst geïnspireerd door de renaissance
B
Tekst die kunstwerk beschrijft (galeriehouder maakt het zelf)
C
Gemakkelijk reproduceerbare kunst
D
'Kant-en-klaar': alledaags voorwerp tot kunst verheven

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

expressionistische dans
academische dans
spitsen
stampen
blote voeten
contact met de grond
mannen dienende rol
getrainede bewegingen
rol man en vrouw gelijk
samenwerking disciplines
zo hoog mogelijk

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de
muzikale middelen?

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Moderne muziek
1900-1950
Muziek
vóór 1900
Tonale muziek
veel dissonanten
atonaliteit
duidelijke harmonie en melodie
1
2
3
4

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is atonaal?
A
Harmonische muziek met zang
B
Muziek met een vaste toonsoort
C
Muziek waarbij een tooncentrum ontbreekt
D
Muziek met veel stiltes

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1930
Samenvatting maken
 


 
 

Maak aantekeningen 
tijdens deze les.

Tijdens de les:
1. Onderwerp/ Vak/ Datum
2. Notities
3. Kernwoorden 

Thuis:
3. kernwoorden
4. Samenvatting 

Huiswerk: Foto van uitgewerkte aantekeningen inleveren via SOM

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies