In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Aujourd'hui, c'est le ...
Slide 1 - Tekstslide
Chapitre 6
Objectif: Aan het eind van deze les heb je de grammatica herhaald, maak je een kort begin met de kennismaking over Parijs en ken je woorden die te maken hebben met vervoersmiddelen. Tijdens de opdrachten leer je om een gesprek over de weg wijzen begrijpen.
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
1. La répétition du chapitre 5 (passé composé/bijv. nw) 2. Le vocabulaire pour les moyens de transport (vervoersmiddelen)
3. Les devoirs
Slide 2 - Tekstslide
Passé composé / Bijv. nw
avoir = hebben / être = zijn
Slide 3 - Tekstslide
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est
Slide 4 - Sleepvraag
Mes cousines ...... acheté un cadeau.
A
ont
B
vont
C
sont
D
font
Slide 5 - Quizvraag
En 2010, elle (habiter) __________ en France.
Slide 6 - Open vraag
Monique is groot Monique est
A
grand
B
petit
C
grande
D
petite
Slide 7 - Quizvraag
Een mooie auto une .......voiture
A
beau
B
grise
C
belle
D
cher
Slide 8 - Quizvraag
Julie et Yasmine sont
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes
Slide 9 - Quizvraag
De groene trui
A
le pull verte
B
le pull vert
C
le pull chère
D
le pull petite
Slide 10 - Quizvraag
Paris
Slide 11 - Tekstslide
Hoe heet de bekendste en duurste winkelstraat van Parijs ?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Video
Paris
Paris est la capitale de la France
et la capitale de la mode.
Tu connais les noms : Chanel, Dior, Cartier ?
Ce sont des boutiques sur les Champs Elysées.
Slide 14 - Tekstslide
Comment s'appelle ce musée ?
Slide 15 - Tekstslide
Comment s'appelle ce fleuve?
Slide 16 - Tekstslide
Moyen de transport
Vervoersmiddelen
Slide 17 - Tekstslide
en voiture
à pied
en train
à velo
en bus
Slide 18 - Sleepvraag
Les devoirs pour 1VE1
Vendredi 8 mai
A – Écouter : ex. 4 jusqu’à 8
Apprendre voca. A
Slide 19 - Tekstslide
Les devoirs pour 1HV2
Lundi 11 mai
A – Écouter : ex. 4 jusqu’à 8
Apprendre voca. A
Slide 20 - Tekstslide
Questions?
Zijn er nog Vragen?
Maak je huiswerk zoals dat in SOM staat en houd het goed bij.
Zorg ervoor dat je le vocabulaire door middel van Slim Stampen, Quizlet of opschrijven goed oefent en leert.
Bonne chance, au travail et à la prochaine!
Slide 21 - Tekstslide
Comment il s'appelle? geef antwoord in een hele zin.
Slide 22 - Open vraag
Il cherche quoi? alleen lidwoord en zelfstandignaamwoord invullen
Slide 23 - Open vraag
Qui aide Tony?
A
een man
B
een vrouw
C
een jongen
D
een meisje
Slide 24 - Quizvraag
Pour aller à la boulangerie c'est comment? Geef antwoord in het NL
Slide 25 - Open vraag
Comment il s'appelle? geef antwoord in een hele zin.
Slide 26 - Open vraag
Qui aide Tony?
A
een man
B
een vrouw
C
een jongen
D
een meisje
Slide 27 - Quizvraag
Pour aller à la boulangerie c'est comment? Geef antwoord in het NL