6. De Waddenzee
1 / 53
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Sperma bestaat uit zaadcellen en zaadvocht
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Zaadvocht bestaat uit vocht uit de bijballen en de zaadblaasjes.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Een druppel sperma bevat enkele honderden zaadcellen
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Een man produceert elke dag 100 miljoen zaadcellen
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Bij een gezonde man zijn 95% van de zaadcellen in topconditie
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Door de hoge activiteit is de temperatuur van de zaadballen altijd iets hoger dan van de rest van het lichaam.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
In de eierstokken van een meisje liggen bij haar geboorte 1.000.000 onrijpe eicellen klaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Vanaf de puberteit rijpen elke maand een paar van deze onrijpe eicellen
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Tegen de tijd dat een vrouw in de overgang komt
zijn er in totaal zo'n 400 eicellen rijp geworden
zijn er in totaal zo'n 400 eicellen rijp geworden
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Als een vrouw ouder wordt gaat de kwaliteit van de eicellen (sterk) achteruit
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Tussen twee menstruaties zit altijd 4 weken
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quizvraag
De menstruatriecyclus begint op de eerste dag van het menstrueren
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Het menstrueren duurt gemiddeld zo'n 4 a 5 dagen
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
De meeste vrouwen menstrueren tussen hun 12e en 50e jaar
A
waar
B
niet waar
Slide 30 - Quizvraag
Halverwege de cyclus vindt de ovulatie plaats
A
waar
B
niet waar
Slide 31 - Quizvraag
Aan het begin van de cyclus vindt de ovulatie plaats
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quizvraag
De menstruatie begint als het gele lichaam is afgestorven
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Iedere maand rijpt er 1 (of 2) eicel
A
waar
B
niet waar
Slide 34 - Quizvraag
Bevruchting vindt plaats binnen een dag in de eileider
A
waar
B
niet waar
Slide 35 - Quizvraag
Een dag of 5 na de ovulatie nestelt het embryo zich in het baarmoederslijmvlies
A
waar
B
niet waar
Slide 36 - Quizvraag
Een dag of 5 na de ovulatie nestelt het embryo zich in het baarmoederslijmvlies
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quizvraag
Als een vrouw zwanger is gaan de ovulatie gewoon door, het menstrueren niet.
A
waar
B
niet waar
Slide 38 - Quizvraag
De eerste celdelingen van het jonge embryo vinden al plaats in de eileider
A
waar
B
niet waar
Slide 39 - Quizvraag
Na de innesteling kan het embryo ook gaan groeien, de voedingsstoffen worden opgenomen via de placenta.
A
waar
B
niet waar
Slide 40 - Quizvraag
In de placenta mengt het bloed van moeder en baby zodat er voeding en zuurstof in het bloed van de baby komt.
A
waar
B
niet waar
Slide 41 - Quizvraag
Na ongeveer 40 weken is het tijd dat de baby geboren wordt.
A
waar
B
niet waar
Slide 42 - Quizvraag
Een normale geboorte verloopt volgens de volgende stappen:
1. Ontsluiting, 2. breken van vliezen, 3. persweeën,
4. uitdrijving, 5. nageboorte
1. Ontsluiting, 2. breken van vliezen, 3. persweeën,
4. uitdrijving, 5. nageboorte
A
waar
B
niet waar
Slide 43 - Quizvraag
Een normale geboorte verloopt volgens de volgende stappen:
1. Ontsluiting, 2. breken van vliezen, 3. persweeën,
4. uitdrijving, 5. nageboorte
1. Ontsluiting, 2. breken van vliezen, 3. persweeën,
4. uitdrijving, 5. nageboorte
A
waar
B
niet waar
Slide 44 - Quizvraag
Voor een vlotte bevalling is het belangrijk dat de baby in een goede stuitligging "ligt".
A
waar
B
niet waar
