Formuleren H4 1hv verwijswoorden

21 maart
lesboek blz. 108
laptop (LessonUp)
pen
Leesboek lezen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

21 maart
lesboek blz. 108
laptop (LessonUp)
pen
Leesboek lezen

Slide 1 - Tekstslide

coaching gesprekjes
21 maart, maandag 6e uur
Sophie, Ellin, Floor Joery

22 maart  dinsdag 1e uur:
Sierra, Isis, Sven Boon, Tim

28 maart maandag 8e uur:
Luka, Sven Br. Mateo

Slide 2 - Tekstslide

huiswerk

24 maart
Trainen H4: mk. Gram. ws, Formuleren, Woordenschat Oefentoets H4
lesboek par. LEZEN blz. 253, 254, 255 mk.  8,9,10 

Leren woordenlijst Woordenschat H4

28 maart
rep. H4



Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen ...
Repetitie H4 (uitleg!)

Formuleren H4  LessonUP

boekpresentaties








Spreken & Luisteren (fysiek op school)

Slide 4 - Tekstslide

Formuleren H4

Je leert: 

Verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

Even herhalen!

Slide 5 - Tekstslide

geslacht
mannelijk       >    de       de man,  de hond,  de kano

vrouwelijk      >    de        de vrouw,  de regering,  de bibliotheek

onzijdig          >    het       het boek,  het bedrijf,   het festival

meervoud      >    de        de mannen,   de bedrijven, de festivals

Slide 6 - Tekstslide

vrouwelijke woorden
eindigen vaak op:

-theek                        de bibliotheek  (v)
-ing                             de regering (v)
-heid                           de waarheid (v)
-teit                             de kwaliteit (v)

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeldzinnen (v)

De regering heeft haar burgers opgeroepen te gaan stemmen.

De kwaliteit van haar stoffen blijft onveranderd hoog.

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeldzinnen (m)
De kano sloeg om, hij zonk naar de bodem.

De regel en zijn vele uitzonderingen maakte het onduidelijk.


Slide 9 - Tekstslide

geslacht  +  verwijswoorden
geslacht                        verwijswoorden

mannelijk    (de):         hij, hem, zijn              deze, die
vrouwelijk   (de):          zij, ze, haar                deze, die
onzijdig       (het):         het, zijn                       dit, dat
meervoud:  (de)           zij, ze, hen,                hun deze, die

Slide 10 - Tekstslide

De speler ... scoorde, won de wedstrijd

Speler is mannelijk(de), vrouwelijk(de) of onzijdig(het)?
A
onzijdig
B
mannelijk
C
vrouwelijk

Slide 11 - Quizvraag

De speler ... scoorde won de wedstrijd.

Klik het goed verwijswoord aan.
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 12 - Quizvraag

Dit product is zo gewild, dat het/hij/ze voorlopig niet te bestellen is.

Wat is het goede verwijswoord?
A
het
B
hij
C
ze
D
het, hij, ze

Slide 13 - Quizvraag

Deze regering heeft haar/zijn/hun corona-beleid aangepast.

Wat is het juiste verwijswoord?
A
zijn
B
hun
C
haar
D
haar, zijn, hun

Slide 14 - Quizvraag

even herhalen ...
mannelijk (de):                  hij, hem, zijn                deze, die
vrouwelijk (de):                 zij, ze, haar                    deze, die
onzijdig (het):                    het, zijn                          dit, dat

meervoud: (de)                 zij, ze, hen, hun           deze, die

Slide 15 - Tekstslide

voorbeeldzinnen 
Ik zag de dans (m) en wilde hem meteen leren.

De regering (v) stelde haar onderdanen gerust.

Het bedrijf (o) heeft zijn nieuwe vestiging geopend.

De gasten (mv) hebben hun drinken gekregen.

Slide 16 - Tekstslide

Vul in: 3x
... Corona-jaar ... in 2020 begon, heeft ...
langste tijd gehad.

Slide 17 - Open vraag

aan de slag
1. boekpresentaties
2. video-uitleg bekijken
3. Trainen H4 

Slide 18 - Tekstslide