In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Terugblik Tabel, grafiek, formules
Slide 1 - Tekstslide
Klaar voor de vragen?
Pak je schrift erbij.
Je mag een rekenmachine gebruiken
Woordformule!
Slide 2 - Tekstslide
In Arjan zijn aquarium zit 240 liter water. Elke week verdampt er 1,5 liter water. Met welke woordformule kun je het overgebleven hoeveelheid water berekenen?
A
Hoeveelheid water = 240 x aantal weken - 1,5
B
Hoeveelheid water = 1,5 x aantal weken
C
Hoeveelheid water = 1,5 x aantal weken - 240
D
Hoeveelheid water = 240 - 1,5 x aantal weken
Slide 3 - Quizvraag
Het huren van een busje kost €30,00 per dag. Welke woordformule hoort hierbij?
A
Totale kosten =
30 : aantal dagen
B
Totale kosten =
30 + aantal dagen
C
Totale kosten =
30 x aantal dagen
D
Totale kosten =
30 - aantal dagen
Slide 4 - Quizvraag
Wat was het begingetal in de vorige formule?
A
0
B
30
C
60
D
90
Slide 5 - Quizvraag
Anouk is aan het sparen voor een nieuwe smartphone. Ze heeft al €40,00 in haar spaarpot. Met babysitten verdiend ze elke week €15,00. Bij dit verhaal hoort de volgende formule: Spaargeld = 40 + 15 x aantal weken Hoeveel spaargeld heeft Anouk over 7 weken?
A
€ 55,00
B
€ 145,00
C
€ 385,00
D
Ik heb geen idee
Slide 6 - Quizvraag
v = 7 + 3q Wat is v, als q = 2
A
39
B
20
C
13
D
12
Slide 7 - Quizvraag
Osman heeft een fiets met een kilometerteller. Op de eerste dag van zijn vakantie maakt hij een fietstocht. De kilometerstand kan hij berekenen met de volgende formule: k = 250 + 15t k = kilometerstand en t = tijd in uren. Hoeveel kilometer staat er op zijn kilometerstand, voordat hij op de fiets stapt deze vakantie?
A
15
B
250
C
265
D
0
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel punten moet je minimaal in een assenstelsel tekenen om een lineaire grafiek te maken?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quizvraag
De regelmaat in deze tabel is
A
1
B
12
Slide 10 - Quizvraag
Bij een lineair verband kun je een grafiek tekenen. Je herkent de daarbij behorende tabel door:
A
een gelijkmatige toename
B
een gelijkmatige afname
C
een gelijkmatige toename of afname
D
Je kunt dit niet zien in de tabel
Slide 11 - Quizvraag
Bij een lineair verband kun je altijd een grafiek tekenen. De grafiek heeft altijd ........
A
een kromme lijn
B
een rechte lijn
Slide 12 - Quizvraag
Het begingetal kun je vinden, doordat de grafiek snijdt met de x-as