Werkwoordspelling pvtt

Programma lesuur 2
- Maken instaptest werkwoordspelling (niet voor een cijfer!)
Klaar? Ga verder met opdracht 3, 5 en 6 van Woordenschat H1 op blz. 24-27.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma lesuur 2
- Maken instaptest werkwoordspelling (niet voor een cijfer!)
Klaar? Ga verder met opdracht 3, 5 en 6 van Woordenschat H1 op blz. 24-27.

Slide 1 - Tekstslide

Instaptest werkwoordspelling
Ga nu naar de instaptest werkwoordspelling die voor je klaarstaat in LessonUp in de map 'werkwoordspelling' en maak deze. Je krijgt hiervoor 25 minuten de tijd. Ben je klaar? Dan kun je het huiswerk van het vorige lesuur afmaken!

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
De docent krijgt inzage in de aanwezige kennis
*
Ik weet wat een persoonsvorm is.
Ik kan de persoonsvorm(-en) uit de zin halen.
Ik ken de spellingsregels van de persoonsvorm voor de regelmatige werkwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling
We gaan de komende weken alle werkwoordsvormen herhalen. We beginnen nu met de persoonsvorm tegenwoordige tijd!

Slide 4 - Tekstslide

Wat is/zijn de persoonsvormen in deze zin: Ik vind het gek dat dat gebeurt.
A
vind
B
gebeurt
C
vind, gebeurt
D
vind, gek

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vind je de pv's in een zin?
(en wat is een pv eigenlijk?)

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin:

Ik ben benieuwd hoe deze vraag wordt beantwoord, want leerlingen vinden werkwoordspelling soms best moeilijk.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Ik ben benieuwd hoe deze vraag wordt beantwoord, want leerlingen vinden werkwoordspelling soms best moeilijk.

Ik was benieuwd hoe deze vraag werd beantwoord, want leerlingen vonden werkwoordspelling soms best moeilijk.

Slide 8 - Tekstslide

De spellingsregels
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
stam = ik-vorm
enkelvoud
ik
stam 
Ik loop.
jij achter pv
stam
Loop jij?
jij voor pv
stam + t
Jij loopt.
hij/zij/u/het
stam + t
Hij/zij/u/het loopt.
meervoud
wij/jullie/zij
hele werkwoord
wij/jullie/zij lopen

Slide 9 - Tekstslide

opdrachten
Maak alle opdrachten ww-spelling H1 online! 
Deze opdrachten moeten maandag over 2 weken (na de toetsweek dus) af zijn.


Slide 10 - Tekstslide