Je leert hoe je de juiste vraagwoorden (what, where, when, who, which, why, how) gebruikt om vragen te stellen.
Spelregels:
Jullie zitten in teams van 4-5 leerlingen.
Elk team krijgt een afbeelding en moet hier 5 vragen over bedenken.
Gebruik bij de vragen minimaal 3 verschillende vraagwoorden (bijvoorbeeld: who, where, why).
De andere teams proberen zo snel mogelijk het antwoord te geven op jullie vragen. Het team dat het juiste antwoord geeft, krijgt een punt.
Daarna is het volgende team aan de beurt om vragen te stellen.