Nieuwsbegrip, week 29

Nieuwsbegrip, week 29

Wat betekent een nakomeling zijn?

1. iemand die een broer of zus heeft
2. de ouders
3. iemand die geadopteerd is
4. iemand die bij de familie hoort bij geboorte

Wat betekent berucht?

1. Een verse aardbei
2. Bekends voor iets slechts of vervelends
3. Een lange brug
4. Bekend voor iets goed of positief

Wat betekent blijken?

1. Duidelijk
2. Gewoon
3. Groot verhaal
4. Stom

Wat betekent als alles in orde is?

1. alles is vies
2. alles verloopt volgens de regels
3. alles is goed
4. alles verloopt strak op volgorde

Wat betekent betwijfelen?

1. Zeker weten
2. We blijven het proberen
3. Ik weet het heel erg zeker
4. Denken dat het niet waar is

Wat betekent een deskundige?

1. iemand die veel weet over iets
2. iemand die allergisch is voor de maan
3. iemand die arm is
4. iemand die niet veel weet over iets

Wat betekent sociaal?

1. Heel erg brutaal
2. Gemeen
3. Lief tegen anderen
4. Heel erg sip

Wat betekent het oogcontact?

1. Contactlenzen
2. Goed zien
3. Vinger in je oog
4. Elkaar aankijken

Wat betekent een medewerker?

1. iemand die geen omga heeft 22
2. iemand die trouwt met een kale man
3. iemand die werkloos is
4. iemand die samen met anderen in een bedrijf werkt

Wat betekent in de gaten houden?

1. Goed blijven kijken
2. Ergens anders kijken
3. Naar een film kijken
4. Naar een auto kijken