Open dag 31-1

VMBO
Kleine klassen
Klein team
Elke leerling een device

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 7

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VMBO
Kleine klassen
Klein team
Elke leerling een device

Slide 1 - Tekstslide

Klas
Eigen (aangepast) meubilair
Onderwijsassistent in de klas


Slide 2 - Tekstslide

Les
Boeken - digitale boeken
Thuisonderwijs indien nodig

Rooster: KWT - lezen




Slide 3 - Tekstslide

Thema 3: Ordening
Basisstof 1: Organismen ordenen

Slide 4 - Tekstslide

Lessonup.nl
Leerlingpincode: zie linksonder

Overzichtelijke presentatietool:

  • Multiple-choice vragen
  • Open vragen
  • Woordweb
  • Filmpjes
  • Enz.


Slide 5 - Tekstslide

Vandaag
Instructie Thema 3 bs 1
Huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

Doel: Organismen ordenen

Je kunt uitleggen wanneer organismen tot dezelfde soort horen.

Slide 7 - Tekstslide

Ordenen
Dit thema behandelt 
4 rijken:
  • Dieren
  • Planten
  • Schimmels
  • Bacteriën


Slide 8 - Tekstslide

wel celkern
geen celwand
geen bladgroenkorrels
wel celkern
wel celwand
wel bladgroenkorrels
wel celkern
wel celwand
geen bladgroenkorrels
geen celkern
wel celwand
geen bladgroenkorrels

Slide 9 - Tekstslide

Waar let je op bij het ordenen van organismen?
A
Celkenmerken
B
Alleen de kleur van de vacht
C
Het geluid dat een dier maakt
D
Aantal poten

Slide 10 - Quizvraag

Vandaag
  1. Lezen
  2. Agenda
  3. KWT
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

1Blik-agenda
Wanneer groen en geel markeren?
  • Als je huiswerk hebt gemaakt, kleur je het gelijk groen.
  • Aan het begin van de KWT kleur je alles geel van de planning van gisteren.


Slide 12 - Tekstslide

Vandaag
  1. Lezen
  2. Agenda
  3. KWT (Keuzewerktijd)


Vragen inplannen 
in je agenda
Planning in je agenda erbij pakken. Start met geel.

Slide 13 - Tekstslide

Verwachtingen
vanavond

Slide 14 - Woordweb

Organismen worden onder verdeeld (geordend) in 4 rijken. 
Bij het ordenen worden kenmerken van cellen gebruikt. 
Deze kenmerken zijn: celkernen, celwanden en bladgroenkorrels

Bacterieen zijn de enige groep die geen celkern bezit.
Bacterieen zijn ééncellig: ze bestaan maar uit een cel. 
Bacterien planten zich voort door deling: de cel deelt zich en er ontstaan dan twee kleinere cellen. Deze cellen groeien snel tot ze even groot zijn als de oorspronkelijke cel.

Bacterieen klinken vies maar ze kunnen ook heel nuttig zijn. Zo worden er bacterieen gebruik voor het mken van voedingsmiddelen bijvoorbeeld voor yoghurt. Ook in ons lichaam hebben we goede bacterieen. Als je geen bacterieen in je darmen zou hebben, zou je bijvoorbeeld sterk vermageren. 
Daarnaast ruimen bacterien in de natuur dode organisme op, ze voeden zich hier namelijk mee.

Ziekten die worden veroorzaakt door bacterieen zijn er natuurlijk ook. Deze ziekten kunnen vaak bestreden worden met antibiotica (pencilline)
Schimmels hebben celkernen in de cellen.
Om de cellen zitten celwanden.
Schimmels hebben geen bladgroenkorrels.
Schimmels zijn opgebouwd uit lange, dunne draden: de schimmeldraden.  Op een beschimmelde boterham kun je de schimmeldraden, als pluis zien. 
Schimmels planten zich voort door middel van sporen. Sporen kunnen onstaan aan het eind van de schimmeldraden die omhoog groeien.

De meeste schimmels voeden zich met dode resten van organismen. Een belangrijke functie van schimmels is de resten van dode organismen opruimen inn de natuur. 

Schimmels kunnen ook voedsel bederven of ziekten veroorzaken bij mensen, plant en dieren. Een bekend voorbeeld is zwemmerseczeem. 
Daarnaast worden er ook schimmels gebruikt voor het maken van voedingsmiddelen zoals: brood, bier, wijn of schimmelkaas.
Het plantenrijk, is de enige groep organismen waarvan de cellen bladgroenkorrels bevatten.

Het plantenrijk kan je verder verdelen in twee stammen: sporenplanten en zaadplanten.
Bij de indeling van deze twee stammen gebruiken we de manier van voortplanting als kenmerk. 

Sporenplanten: planten zich voort door middel van sporen, Deze planten hebben geen bloemen. Er zijn twee soorten sporenplanten: mossen en varens. 
Bij mossen ontstaan de sporen in sporendoosjes, die op een stengel boven de bladeren uit steken.
Bij varens ontstaan de sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van de bladeren.

Zaadplanten: Bij zaadplanten vindt voortplanting plaats door middel van zaden. De zaden ontstaan in bloemen. De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.
Het plantenrijk is verder opgedeeld:
1. Sporenplanten
2. Zaadplanten
Het dierenrijk wordt verder  opgedeeld.
Bij die indeling
kijk je naar: 
- symmetrie skelet

Slide 15 - Tekstslide

Doel: Organismen ordenen

Je kunt uitleggen wanneer organismen tot dezelfde soort horen.

Slide 16 - Tekstslide

Lessonup is een leuke toevoeging
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Mwaah

Slide 17 - Quizvraag

Bedankt voor uw aandacht

Slide 18 - Tekstslide