H3, grammatica, 1h, 06-01-2020

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 -  Lezen in leesboek
9.30 - 9.40 - Wat weet je nog? Grammatica zinsdelen
9.40 - 9.50 - Wat weet je al? Grammatica woordsoorten
9.50 - 10.00 - Zelfstandig werken
10.00 - 10.05 - Opdrachten bespreken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting; huiswerk, wat moet je weten voor de volgende les?
 



Slide 2 - Tekstslide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Als we het over grammatica hebben moet je altijd onthouden dat er twee manieren zijn om een zin te ontleden.

1. Zinsdelen

2. Woordsoorten

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica; zinsdelen
Over grammatica zinsdelen hebben we het in de eerste twee hoofdstukken uitgebreid gehad. Hieronder vallen:

De persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp bijvoorbeeld. 

Slide 5 - Tekstslide

Ter herinnering:
de persoonsvorm: het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin
het onderwerp: het antwoord op de vraag: wie/wat  + gezegde?
de rest van de zinsdelen: welk vraagwoord kan je bij die zinsdelen stellen? Wanneer, wat, waar, wie, waarom, waardoor, waarmee, hoe? 


Opdracht 7 op blz. 132. Eerste zin doen we samen, de andere vijf doe je zelfstandig en kijken we na. 
timer
7:00

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Ieder woord kan je indelen in een bepaalde categorie. Waarschijnlijk heb je op de basisschool hier ook al het één en ander over geleerd. 

Bijvoorbeeld de zin: De groenteboer geeft het meisje een appel.

Als je deze zin in zinsdelen verdeelt wordt het:



Slide 7 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

'geeft' kunnen we gelijk scharen onder de categorie werkwoorden

Maar wat is de woordsoort van andere woorden? De, groenteboer, het, meisje, een, appel?




Slide 8 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

de, het, een                     lidwoorden
groenteboer, meisje, appel                 zelfstandige naamwoorden






Slide 9 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden                mensen, dieren, planten of dingen. Vaak kun je er een lidwoord voorzetten. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud of een verkleinwoord maken.

LET OP: eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden! Bijvoorbeeld: Heerhugowaard, Efteling, Laura of Japan. 






Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen
Bij opdracht 10 moet je van het woord:

'Huisvuilverbrandingsinstallatie' 

zoveel mogelijk andere zelfstandige naamwoorden maken van de letters in dat woord!
Ik ben heel benieuwd wie de meeste woorden kan verzinnen in 5 minuten tijd. Naderhand bespreken we opdracht.

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Huisvuilverbrandingsinstallatie

Slide 12 - Tekstslide

Grammatica; woordsoorten
De aardige groenteboer geeft het jonge meisje een lekkere appel.

Aan deze zin zijn woorden toegevoegd. Wat zijn dit voor soort woorden?
  • Bijvoegelijke naamwoorden                 zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. 
  • Je voegt dan als het ware eigenschappen of kenmerken van een zelfstandig naamwoord toe. 

Slide 13 - Tekstslide

Samengevat; woordsoorten
lidwoorden : de, het, een 

zelfstandige naamwoorden: mensen, dieren, planten of dingen. Je kan er vaak een lidwoord voor zetten. LET OP: ook eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden (Hugo, koolmees, Berlijn en Zuid-Afrika)

bijvoegelijke naamwoorden: zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: (een schattige hond, een dure laptop, een stoffig huis)

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 11 en 12 op blz. 134 en 135
Hoe?  Fluisterend overleggen. Gaat dit niet goed? Dan gaan we in absolute stilte aan het werk. 
Tijd? Je hebt hier tien minuten de tijd voor, daarna bespreken we de opdrachten. 
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Lees de theorie over voorzetsels op blz. 135. Maak daarna opdracth 13 en 14 ook. 
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Nakijken opdracht 11 en 12
Verbeter je antwoord indien je deze fout hebt.
Zet een krul als je het antwoord goed hebt.

Heb je een vraag over jouw antwoord? Steek je hand omhoog, dan kunnen we het bespreken!

Slide 16 - Tekstslide

De volgende les
De volgende les gaan we verder met grammatica woordsoorten en zal een uitleg volgen over voorzetsels.

Daarnaast zal alle kennis die je deze les geleerd hebt ook terugkeren en herhaald worden.

Wat heb je deze les geleerd?
- Je weet wat een lidwoord is en kunt deze herkennen in een zin
- Je weet wat een zelfstandig naamwoord is en kunt deze herkennen in een zin
- Je weet wat een bijvoegelijk naamwoord is en kunt deze herkennen in een zin


Slide 17 - Tekstslide