• Je benoemt de procedure omtrent de afwikkeling na overlijden van een zorgvrager (1)
• Je benoemt de verschillende rituelen en aandachtspunten in de palliatieve en terminale fase en na het overlijden bij christelijke, islamitische, hindoeïstische, boeddhistische, Surinaamse en Joodse zorgvragers (1).
• Je geef de cliënt de laatste zorg na overlijden aan de hand van verschillende casuïstiek
waarbij je rekening houdt met de rituele aandachtspunten vanuit Islamitische, hindoeïstische, boeddhistische, Surinaamse en Joodse religie/cultuur (3)
• Je begeleidt de naasten aan de hand van verschillende casuïstiek bij de procedure omtrent afwikkeling na overlijden vanuit Islamitische, hindoeïstische, boeddhistische, Surinaamse en Joodse religie/cultuur (3)