3BK H3 Geld over en te kort

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 8 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Geld over en te kort

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les heb je een idee of je hoofdstuk 3 snapt. Kun je de verschillen begrijpen tussen inkomen uit bezit en inkomen uit arbeid, weet je wat modaal inkomen is en het belang van budgetteren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorbeelden kun jij geven van inkomen uit bezit en inkomen uit arbeid?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Inkomen uit bezit en inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit is geld dat wordt verdiend door het hebben van bezittingen, zoals huurinkomsten of rente op je spaarrekening.

Inkomen uit arbeid is geld verdiend door het werken, zoals salaris of loon in natura.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modaal Inkomen
Het modaal inkomen is het inkomen dat het meest voorkomt in een land. Het wordt gebruikt om inkomens te vergelijken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lorenzcurve en Voorbeeldgrafiek
De Lorenzcurve wordt gebruikt 
om inkomensongelijkheid te 
tonen. Het toont de verdeling 
van inkomens binnen een 
land.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen van bedragen
Leer hoe je maandbedragen naar weekbedragen en andersom omrekent.

Maand naar week: maandbedrag X 12 : 52
Week naar maand: weekbedrag X 52 : 12
Kwartaal bedrag naar maand: kwartaalbedrag : 3

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomens zonder tegenprestatie
Huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderbijslag, 
studiefinanciering zijn voorbeelden van inkomens 
zonder tegenprestatie.

--> Je hoeft er niks voor te doen om het te krijgen. 
Je moet wel aan bepaalde voorwaarden voldoen om 
er recht op te hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal minimum en bijstandsuitkering
Het sociaal minimum is het bedrag dat iemand minimaal nodig heeft om van te leven. De bijstandsuitkering is een vorm van sociale uitkering in Nederland. 

--> Stel je verdient minder dan het sociaal minimum, dan wordt je loon met een bijstandsuitkering door de overheid aangevuld tot het bedrag van het sociaal minimum.
--> Er wordt wel gekeken naar hoeveel spaargeld je hebt (voorwaarde is niet te veel)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Budgetteren 
Budgetteren is het plannen van je inkomsten en uitgaven. Dit zodat je weet of je aan het einde van de maand wel rond komt. Daarnaast plan je ook wat je gaat sparen.

Uitgaven kun je verdelen onder dagelijkse uitgaven (boodschappen), incidentele uitgaven (spel kopen) en vaste lasten (huur, verzekering, gas, water en licht).

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld reserveren/geld sparen/opzij leggen met een doel
Hoe bereken je wat je opzij moet leggen?
(Vervangingsprijs - restwaarde) : aantal maanden dat je gaat sparen

Stel: Nieuwe telefoon kost €1.500 en je wilt deze over twee jaren kopen. Je denkt 150 te krijgen voor je huidige telefoon. Wat moet je per maand opzij leggen om over twee jaar (24 maanden) de nieuwe telefoon te kunnen kopen?

(€1.500 - € 150) : 24 maanden = € 56,25

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld lenen en rente berekenen
Hoe bereken je wat je aan rente betaald?
termijnbedrag X aantal termijnen geleende bedrag = rentebedrag

Stel: Je sluit een lening af voor €5.000 en betaalt deze in twee jaren terug. Dit zijn 24 termijnen. Je betaalt per maand €230 om de lening terug te betalen. Wat is je rentebedrag?

24 X € 230 - €5.000 = € 520

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.