Skills theorie leerjaar 3 periode 4

Skills theorie leerjaar 3 periode 4



Bloedtransfusie, CVL verzorgen, vloeistoffen via CVL, thoraxdrainage en epiduraal 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Skills theorie leerjaar 3 periode 4



Bloedtransfusie, CVL verzorgen, vloeistoffen via CVL, thoraxdrainage en epiduraal 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij bloedtransfusie, wat is de universele donor?
A
AB +
B
0 +
C
AB -
D
0 -

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke types bloedtransfusie zijn er?
Er kunnen meerdere antwoorden goed zijn.
A
met rode bloedcellen
B
met bloedplasma
C
met bloedplaatjes
D
met bloedborden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor bloedplaatjes is
A
Trombocyten
B
Leukocyten
C
Bloedplasma
D
Witte bloedcellen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij bloedtransfusie, wat is de universele ontvanger?
A
AB +
B
0 +
C
AB -
D
0 -

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bloedgroep wordt gevormd uit twee systemen:
A
Bloedgroepsysteem en Rhesus-systeem
B
Bloedgroepsysteem en positief-systeem
C
AB0-systeem en Rhesus-systeem
D
AB0-systeem en negatief-systeem

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloed bestaat uit 3 onderdelen
namelijk:
Bloedplasma bloedplaatjes en
A
Trombocyten
B
Bloedcellen
C
Water
D
Elektrolyten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer plaats je een CVL?
Meerdere antwoorden kunnen goed zijn
A
als iemand AB nodig heeft
B
als iemand tpv nodig heeft
C
als iemand op de ic ligt
D
als iemand geen perifeer infuus kan krijgen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De zorgvrager heeft een sepsis bij de verdenking op een infectie in combinatie met twee of meer van de volgende symptomen:
A
temp >38,3 of < 36,0
B
Ademhaling >16
C
Hartfrequentie > 90
D
Systolisch > 150

Slide 9 - Quizvraag

temperatuur >38,3 of <36 °C;
hartfrequentie >90 slagen per minuut (tachycardie);
ademfrequentie >20 keer per minuut (tachypnoe);
leukocyten >12 of <4 x 109/L.
Wat zijn indicaties voor het verwijderen van een CVL ?

Slide 10 - Woordweb

- Infectie van de insteekopening;
- Verdenking op lijnsepsis;
- Dislocatie van de centraal veneuze katheter;
- Mechanische beschadiging;
- Blokkade van het lumen;
- Geen indicatie meer voor een CVC;
de maximale gebruikstermijn is bereikt.
Een CVL wordt geplaatst in de:

Meerdere antwoorden kunnen goed zijn
A
Bovenste holle ader
B
Onderste holle ader
C
Bovenste en onderste holle ader
D
vena cava superior en vena cava inferior

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke complicaties kunnen er ontstaan bij het verwijderen van een CVL?

Slide 12 - Open vraag

- Luchtembolie
Tussen het bloedvat en de omgevingslucht mag absoluut geen open verbinding bestaan. Laat de zorgvrager tijdens het verwijderen van de CVC een horizontale rugligging aannemen. De kans op een luchtembolie wordt kleiner als je de katheter tijdens de uitademing verwijdert;

- Nabloeding
Druk de insteekplaats ongeveer tien minuten af om nabloeden te voorkomen na het verwijderen van de katheter. Waarschuw de arts als het nabloeden niet stopt;

- Achterblijven een deel van de katheter
Soms blijft een stuk katheter in het lichaam achter. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij het pinch-off syndroom. De katheter komt daarbij klem te zitten tussen de eerste rib en het sleutelbeen. Het stuk van de katheter moet met een operatie worden verwijderd;

- Weerstand bij het verwijderen van de katheter.
Soms voel je weerstand bij het verwijderen van de katheter. De oorzaak kan een vaatspasme zijn. Dit is een samentrekking van de vaatwand. Wacht bij weerstand vijftien minuten voor je een volgende poging onderneemt.
Je kan dislocaties of infecties van een CVL vroegtijdig opsporen door elke 24 uur de insteekopening op de volgende punten te controleren
(meerdere antwoorden kunnen goed zijn)
A
Lokale warmte
B
Vochtafscheiding
C
Pijn
D
Bloedingen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent epidurale pijnbestrijding?
A
pijnstillers in het wervelkanaal
B
Pijnstilling in de subclavia
C
Pijnstilling via het infuus
D
Pijnstilling via een vene

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest gebruikte epidurale infuusbehandeling ?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij goede epidurale pijnbestrijding
A
Voel je onder het niveau van toediening niets meer
B
Kan je nog wel gewoon je been op kunnen tillen
C
Voel je boven het niveau van toediening niets meer
D
Kun je nog wel zonder problemen lopen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een pneumo-thorax wordt de drain.........geplaatst
A
hoog in de thorax
B
laag in de thorax
C
midden in de thorax

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties bij het hebben van een thoraxdrain is
(meerdere antwoorde kunnen goed zijn)
A
klaplong
B
keelontsteking
C
pijn
D
Drain zit in buikholte

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een thoraxdrain wordt altijd links geplaatst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies