herhaling hoofdstuk 2

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
10 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
25 minuten: uitleg 
20 minuten: aan het werk!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
10 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
25 minuten: uitleg 
20 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 2 - Quizvraag

Oud saldo €75. Oma maakt € 10 naar jou over. Je koopt broodjes (€ 5) en pennen (€ 3). Wat is het nieuwe saldo?

Slide 3 - Open vraag

Uitwerking
€ 75 (oud saldo) + € 10 (ontvangsten) - € 5 (uitgaven) - € 3 (uitgaven) = € 77,00 (nieuw saldo)

Slide 4 - Tekstslide

Je wilt over 2 jaar een auto kopen die nu €13.940,- kost.
Je hebt nog steeds €9.500,- gespaard. Neem aan dat de prijs van de auto over 2 jaar 10% gestegen is. Hoeveel moet je dan maandelijks opzijleggen?

Slide 5 - Open vraag

Uitwerking
€13.940 / 100 = €139,40 x 10% = €1394,00
€13.940 + €1394,00 = €15.334,00


€15.334,00 - €9.500 = €5.834,00
€5.834,00 / 24 maanden = €243,08 per maand

Slide 6 - Tekstslide

Aandeel
Obligatie
rendement is dividend
Rendement is rente
Je koopt een gedeelte van een bedrijf
Je leent geld uit aan een bedrijf of de overheid

Slide 7 - Sleepvraag

Wanneer ben je eigenaar bij huurkoop?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen:
1. Je kent de stof van hoofdstuk 2

HUISWERK: Alles van hoofdstuk 2

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 1
Geld telt!

Slide 10 - Tekstslide

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 11 - Tekstslide

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 12 - Tekstslide

Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
  1. Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
  2. Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
  3. Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.

Slide 13 - Tekstslide

Geldsoorten
Er zijn twee soorten geld:
  • chartaal geld
  • giraal geld

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 2
Betalen en bankieren!

Slide 15 - Tekstslide

Betaalpas
Met een betaalpas of je mobiel kan je contactloos betalen tot €25,00 bij een betaalautomaat. Je kan hiermee onbeperkt pinnen bij een pinautomaat.

Slide 16 - Tekstslide

Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.

Slide 17 - Tekstslide

Saldo:
het bedrag dat op je bankrekening staat
DEB = debetsaldo:
het is een negatief saldo -> de bank heeft geld van jou te goed
CR = creditsaldo:
het is een positief saldo -> je hebt geld tegoed van de bank

Slide 18 - Tekstslide

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening
  • hier krijg je creditrente over, wat positief is!

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • hier krijg je debetrente over, wat negatief is!

Slide 19 - Tekstslide

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




timer
4:00

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking
Creditsaldo =                      €523,80
Kleding =                           -  €224,00                      (€125 + €99)
Salaris =                             + €126,40
Abonnement =                - €25,00                 
Nieuwe saldo =                  €401,20

Slide 21 - Tekstslide

Paragraaf 3
Sparen met profijt!

Slide 22 - Tekstslide

Redenen om te sparen: 
  1. sparen voor een doel (nieuwe scooter)
  2. sparen uit voorzorg
    (geld achter de hand hebben)
  3. sparen voor de rente (om meer geld te krijgen van de bank)

Slide 23 - Tekstslide

Hoeveel rente krijg je?
Dat is afhankelijk van de grootte van het bedrag, en van de tijd dat je het op de bank laat staan.

Slide 24 - Tekstslide

Stel: jij hebt 9000 euro op de bank staan.
De bank geeft je 2,3 % per jaar. Hoeveel rente ontvang jij dan van de bank?

Slide 25 - Open vraag

Uitwerking
€9.000 / 100 = €90 x 2,3% = €207
€9.000 + €207 = €9.207,00

Slide 26 - Tekstslide

Spaarvormen
  • Verschillende soorten spaarvormen. 
  • Opvraagbaarheid van het spaartegoed, denk hierbij aan de looptijd. 
  • Hoe langer de looptijd, hoe hoger het rentepercentage.

Slide 27 - Tekstslide

Welk nadeel heeft het depositosparen van de
ABN-AMRO?

Slide 28 - Open vraag

Koopkracht in de toekomst:
Het is aantrekkelijk om je geld uit te geven, want je profiteert van de dingen die je ervan koopt. 
Maar sparen heeft ook voordelen. 

Als je spaart, gebruik je maar een deel van je koopkracht om in de toekomst extra koopkracht te hebben. Sparen geeft meer koopkracht in de toekomst. 
Koopkracht
Hoeveel je in de toekomst kunt kopen van je geld. 

Slide 29 - Tekstslide

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 30 - Tekstslide

Inflatie

Slide 31 - Tekstslide

Je wilt over 2 jaar een auto kopen van €13.940,-.
Je hebt nu €9.500,- gespaard. Hoeveel moet je maandelijks opzijleggen om over twee jaar die auto te kunnen kopen?

Slide 32 - Open vraag

Uitwerking
€13.940 - €9.500 = €4.440
€4.440 / 24 maanden = €185,00 euro per maand.

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Ga verder met je PO of met hoofdstuk 2
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak

timer
20:00

Slide 34 - Tekstslide