HV 2 K1 Grammatik A-B-C-D

MH2 K1 Grammatik A-B-C-D
- zwakke ww in de tegenwoordige tijd
- persoonlijk vnw
- haben en sein (tegenwoordige tijd)
- telwoorden tot 100
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

MH2 K1 Grammatik A-B-C-D
- zwakke ww in de tegenwoordige tijd
- persoonlijk vnw
- haben en sein (tegenwoordige tijd)
- telwoorden tot 100

Slide 1 - Tekstslide

Zwakke ww tegenwoordige tijd
enkelvoud:
ich stam + -e       ich wohne
du stam + -st     du wohnst
er/sie/es stam + -t     er/sie/es wohnt

Slide 2 - Tekstslide

Zwakke ww tegenwoordige tijd
meervoud:
wir   stam + -en     wir wohnen
ihr stam + -t     ihr wohnt
sie/Sie stam + -en     sie/Sie wohnen

Slide 3 - Tekstslide

Zwakke ww tegenwoordige tijd
Let op bij ww met stam op -s/-ß/-tz/-x/-z:
bij du alleen -t achter de stam: du reist, heißt

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het ww:
Warum ..... (lachen) Sie, Herr Koch?

Slide 5 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
(machen) ..... du deine Hausaufgaben?

Slide 6 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het ww:
Der Rock (passen) ..... meiner Schwester gut.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het ww:
Ich (tanzen) ..... am liebsten Salsa.

Slide 8 - Open vraag

Welke vertalingen zijn allemaal goed?
A
du=jij, er=zij, ihr=jullie
B
ich=ik, ihr=jullie, sie=u
C
ich=ik, wir=wij, Sie=u
D
wir=wij, ihr=jullie, er=het

Slide 9 - Quizvraag

ww haben en sein
WERKWOORDEN: haben - sein 
 ich         habe      bin 
 du             hast        bist 
  er/sie/es  hat           ist 
 
 ihr habt seid werdet
       sie/ Sie haben sind werden
  er hat er ist er ist
  gehabt gewesen geworden

Slide 10 - Tekstslide

ww haben en sein
wir haben             sind
ihr habt                 seid 
                  sie/Sie  haben             sind                             

Slide 11 - Tekstslide

ww haben en sein
Voltooid deelwoord:
gehad = gehabt
geweest = gewesen

Slide 12 - Tekstslide

Welke vormen kloppen?
A
er bist, ich habe
B
ich bin, du habst
C
wir sind, Sie habt
D
ihr seid, Sie haben

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: ik heb

Slide 14 - Open vraag

Vertaal: jij bent

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: jullie zijn

Slide 16 - Open vraag

Vertaal: hij is

Slide 17 - Open vraag

Vertaal: Ich habe (gehad)

Slide 18 - Open vraag

Vertaal: Ich bin (geweest)

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het antwoord in het Duits: 23+37 =
A
sechzehn
B
sechzig
C
sechszig
D
zechzig

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf op in het Duits: 87

Slide 21 - Open vraag

Schrijf op in het Duits: 100

Slide 22 - Open vraag