In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Formatieve toets
Welkom G1a!
Slide 1 - Tekstslide
Wat voor een samenleving is dit?
A
nomadische samenleving
B
Landbouwstedelijke samenleving
C
agrarisch-stedelijke samenleving
D
jagers-verzamelaars samenleving
Slide 2 - Quizvraag
Wanneer waren de Vroege Middeleeuwen?
A
1 - 500
B
750 - 1000
C
500 - 1000
D
1000 - 1500
Slide 3 - Quizvraag
Alles wat de domein nodig had werd daar ook gemaakt. Hoe heet dit?
A
Autarkie
B
Zelfstandig
C
Herendiensten
D
Een domein
Slide 4 - Quizvraag
Wat is allemaal van de Heer?
A
Alle grond in het domein
B
Alle huizen in het domein
C
Alle spullen in het domein
D
A, B en C zijn allemaal goed.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe werden onvrije boeren in de middeleeuwen nog genoemd?
A
pachters
B
horigen
C
lijfeigenen
D
slaven
Slide 6 - Quizvraag
Wat is er WAAR over horigen?
A
Horigen hoorden bij het land van de kasteelheer
B
Horigen huurden een stuk land van de kasteelheer
C
Horigen beschermden de kasteelheer en zijn land
D
Horigen zijn eigen baas
Slide 7 - Quizvraag
Vrije boeren moesten herendiensten verrichten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we de werkjes die de horigen moesten doen?
A
Ridderwerken
B
Herendiensten
C
Herenwerken
D
Ridderdiensten
Slide 9 - Quizvraag
§4.1 Leven op het platteland
Heb je een vraag fout, dan moet je het volgende nog oefenen!
vraag 1: begrippen vraag 5: begrippen
vraag 2: tijdlijn vraag 6: leerdoelen
vraag 3: begrippen vraag 7: leerdoelen
vraag 4: leerdoelen vraag 8: begrippen
Slide 10 - Tekstslide
Karel de Grote was koning van het
A
Frankische rijk
B
Germaanse rijk
C
Saksische rijk
D
Romeinse Rijk
Slide 11 - Quizvraag
Gaat het hier om een leenstelsel of een hofstelsel?
Slide 12 - Open vraag
Maak de juiste combinaties
een vorst kan niet alleen zijn gebied besturen
deze dappere krijgers hadden een eed van trouw afgelegd.
werd gekroond tot keizer in 800 tot keizer.
op het domein werd alles zelf geproduceerd en verbouwd.
boeren die pacht moesten betalen en herendiensten doen.
autarkisch
vazallen
horigen
Feodalisme
Karel de Grote
Slide 13 - Sleepvraag
Hier staan landen van Europa. Horen ze wel of niet bij het rijk van Karel de Grote?
Sleep ze naar de juiste plek.
Nederland
België
Frankrijk
Italië
Duitsland
Engeland
Niet
Wel
Slide 14 - Sleepvraag
§4.2 Keizers, koningen en heren
vraag 1: begrippen
vraag 2: leervraag
vraag 3: begrippen
vraag 4: structuren
Slide 15 - Tekstslide
De verspreiding van het christendom is een ... verandering.
A
Economische
B
Bestuurlijke
C
Religieuze
Slide 16 - Quizvraag
Hoe zagen de Friezen en Saksen de Missionarissen?
A
Als Indringers
B
Als romeinen
C
Als vrienden
D
Als missionarissen
Slide 17 - Quizvraag
Waarom was het voor de missionarissen handig om Germaanse gebruiken over te nemen?
A
Zij vonden het belangrijk om tradities te behouden
B
Zij vonden het zelf ook goede tradities
C
Zo was het voor de Germanen makkelijker om zich te bekeren
D
De missionarissen deden dit niet bewust
Slide 18 - Quizvraag
Noteer de letters A-D in de juiste tijdsvolgorde.
1. De islam ontstaat in het Midden-Oosten. 2. De paus kroont Karel de Grote tot keizer. 3. Missionarissen hebben heel Europa bekeerd tot het christendom. 4. Moslims bereiken Spanje.
A
1 --> 4 --> 2 --> 4
B
1 --> 2 --> 4 --> 3
C
1 --> 4 --> 3 --> 2
D
1 --> 3 --> 4 --> 2
Slide 19 - Quizvraag
Welk begrip past het best bij deze afbeelding?
A
hofstelsel
B
christendom
C
islam
D
standensamenleving
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een standensamenleving?
A
Een samenleving vol gelijkheid
B
Een samenleving die verdeeld was in drie standen
C
Een samenleving die draaide om het geloof
D
Een samenleving die was verdeeld in twee standen
Slide 21 - Quizvraag
In welke volgorde volgen de standen?
A
Geestelijkheid-adel-boeren
B
Boeren-adel-geestelijkheid
C
Adel-boeren-geestelijkheid
D
Docenten-adel-leerlingen
Slide 22 - Quizvraag
§4.3 verspreiding van het Christendom
vraag 1: leerdoelen
vraag 2: structuren
vraag 3: leerdoelen
vraag 4: structuren
vraag 5: begrippen
vraag 6: begrippen
vraag 7: leerdoelen
Slide 23 - Tekstslide
Hieronder staan enkele kenmerkende aspecten. Welke hoort bij het tijdvak 'Monniken & Ridders'?
A
de opkomst van het christendom
B
het ontstaan en de verspreiding van de islam
C
het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 24 - Quizvraag
Waar is de Islam ontstaan?
A
Arabië
B
China
C
Spanje
D
Turkije
Slide 25 - Quizvraag
Hoe noemen we de 5 leefregels van de islam?
A
De Vijf Pilaren van de islam
B
De Vijf Zuilen van de islam
C
De Vijf Hoekstenen van de islam
D
De Vijf Regels van de islam
Slide 26 - Quizvraag
Wat hoort niet bij de 5 zuilen?
A
Geloven dat Allah de enige God is
B
Vijf keer per dag bidden
C
Suikerfeest vieren
D
Iets aan bedelaars geven
Slide 27 - Quizvraag
Hoe noemen wij de leider van het Arabische Rijk?
A
Profeet
B
Kalief
C
Hadj
D
Kaäba
Slide 28 - Quizvraag
Hoe wordt Mohammed gezien in de islam?
A
als een god
B
als een aartsengel
C
als een profeet
D
als een kalief
Slide 29 - Quizvraag
Wat was er zo speciaal aan de verspreiding van de islam.
A
Het ging vanzelf zonder slag of stoot.
B
Mensen met een monotheïstische godsdienst, werden gedwongen om Islamistisch te worden.
C
De verspreiding van de islam ging verrassend snel.
D
De verspreiding van de islam was een Aziatisch en Afrikaanse aangelegenheid.
Slide 30 - Quizvraag
Wat is niet waar over de Arabieren:
A
De Arabieren waren erg tolerant tegenover andere volken en culturen
B
De Arabieren zorgden door veel veroveringen voor de verspreiding van de islam.
C
De Arabieren overwonnen het Frankische Rijk.
D
De Arabieren hadden een hoog ontwikkelde cultuur (kunst, wetenschap, geneeskunde en wiskunde)
Slide 31 - Quizvraag
§4.4 De Islam
vraag 1: structuren
vraag 2: begrippen
vraag 3: leerdoelen
vraag 4: begrippen
vraag 5: begrippen
vraag 6: leerdoelen
vraag 7: structuren
Slide 32 - Tekstslide
Hoe leer ik voor een toets?
Leer de begrippen tot je ze begrijpt
Schrijf voor jezelf op wat en gebeurd is (eerst .... , daardoor kwam ...)