In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
In hoeverre voel jij je vogelvrij?
Wanneer voel jij je vogelvrij?
Slide 2 - Tekstslide
voorkennis activeren
informeren
uitproberen
zelfstandig leren
Slide 3 - Tekstslide
Je bent actief leesvaardigheid aan het leren.
Werk de 3 blokken uit in je schrift. Je kunt straks actief nabespreken.
Werk individueel of in een tweetal aan de opdrachten,
Je hebt 4 minuten de tijd om de
vragen te beantwoorden.
1) Hoe formuleer je een onderwerp en een hoofdgedachte van een tekst?
2) Wat is een kernzin?
1) Wat is het verschil tussen een redengevend tekstverband en een oorzaak-gevolg tekstverband?
2) Noem 3 typische functies van een inleiding.
Welke 3 onderdelen van leesvaardigheid vind jij nog lastig?
Welke 2 onderdelen wil jij deze week verbeteren?
Welke concrete vraag wil jij nu stellen?
timer
4:00
Slide 4 - Tekstslide
Bereid je slim voor
Je moet de begrippen kennen
Om ze correct te kunnen herkennen en benoemen in oefenopgaven uit de module.
Daardoor kun je de theorie vervolgens met vertrouwen en op de juiste manier toepassen in een hele tekst.
Zodat je zowel binnen als buiten de lessen Nederlands meer begrijpt, beter begrepen wordt én meer invloed hebt.
Slide 5 - Tekstslide
Deze week:
Volg de module Examenvoorbereiding: tekstbegrip in ELO.
Deze week maak je opdrachten 8 t/m 13
Let op: je vindt de teksten, opgaven en antwoorden in de jaarbijlage in SOM!
Ga stap voor stap van kennen naar kunnen.
Slide 6 - Tekstslide
Sleep de signaalwoorden naar de bijbehorende tekstverbanden.
Let op: leer de tekstverbanden goed
opsommend
tegenstellend
tijdsvolgorde (temporeel)
oorzaak-gevolg
toelichtend / voorbeeld
redengevend
voorwaardelijk
een andere
hoewel
voordat
hierdoor
bijvoorbeeld
tenzij
namelijk
want
als
toch
daarnaast
zoals bij
zodat
totdat
echter
indien
Slide 7 - Sleepvraag
Een goede manier om dierenleed te voorkomen, is enkele dagen per week vegetarisch te eten.
Als je je leven lang vegetarisch eet, worden gemiddeld 900 dieren niet voor jou geslacht.
Vegetarisch eten is beter voor het milieu. Zo stoot één koe net zoveel broeikasgassen uit als één auto die 1,5 keer rond de aarde rijdt.
De transitie naar meer plantaardig eten is voor sommigen lastig door onwetendheid over vleesvervangende maaltijden.
Plaats hier de tekstverbanden die niet in de tekstfragmenten voorkomen.
doel-middel
voorwaarde
oorzaak-gevolg
voorbeeld / toelichting
opsomming
chronologie / tijd
tegenstelling
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is de functie van alinea X ten opzichte van alinea Y?
Wat is een functie?
Waarom is het belangrijk om een functie te kunnen benoemen?
Waar let je op om de functie te kunnen herkennen?
Slide 9 - Tekstslide
Uit het onderzoeksrapport van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat scholen in het basis- en voortgezet onderwijs weinig aandacht besteden aan het Fries.
A
Aanleiding
B
Argument
C
Probleemstelling
D
Voorbeeld
Slide 10 - Quizvraag
De scholen zeggen dat leerlingen geen behoefte hebben om Fries te krijgen, maar uit het onderzoek blijkt dat 33% van de leerlingen Fries als moedertaal heeft en graag meer Fries onderwijs wil.
A
aanleiding
B
argument
C
probleemstelling
D
weerlegging
Slide 11 - Quizvraag
Functies
Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter.
Ieder tekstgedeelte heeft een eigen functie in de tekst.
Signaalwoorden helpen je om de functie te bepalen.
Vaak hebben teksten een vaste structuur.
Slide 12 - Tekstslide
Vandaag begint voor de meeste universiteiten het academisch jaar. Met plechtig ritueel openen de universiteiten het collegejaar. Op het programma staan tradities, lezingen, muzikale intermezzo’s en het uitreiken van prijzen.
Echter, sommigen zijn niet in de wieg gelegd om altijd maar door te studeren. Zij kunnen niet meedoen aan de studentenverenigingscultuur. Laatst zat ik in de trein met een medewerker van de NS. Hij was storingsmonteur en vertelde over de opleiding die hij had gedaan. Bij het opleidingsinstituut van de NS had hij geleerd hoe onderdelen van treinen vervangen moesten worden. Een mbo niveau twee opleiding.
Dit wordt in onze samenleving helaas te weinig onderkend. Als je niet zo ‘slim’ bent, moet je naar het (v)mbo of praktijkonderwijs. Zogenaamd ‘minderwaardige’ onderwijsvormen. Na die scholen word je immers ‘lager’ of ‘middelbaar’ opgeleid, en daarmee minder goed dan ‘hoger’ opgeleiden. Te vaak leeft onder de leerlingen en hun ouders het idee dat zij nooit succesvol zullen worden. Daarom streven ouders naar een havo- of vwo-opleiding voor hun kind, want dat is wél goed voor zijn of haar toekomst. Dit terwijl 71 procent van de beroepsbevolking lager of middelbaar opgeleid is. Is het niet verschrikkelijk dat we zo’n grote groep op deze manier wegzetten?
anekdote
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
verklaring
argument
definitie
oplossing
weerlegging
Slide 13 - Sleepvraag
Deze week:
Volg de module Examenvoorbereiding: tekstbegrip in ELO.
Deze week maak je opdrachten 8 t/m 13
Let op: je vindt de teksten, opgaven en antwoorden in de jaarbijlage in SOM!