vaste tekststructuren h1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

A3a/G3a

vaste tekststructuren

Vandaag H1 leesvaardigheid

• uitleg 4 vaste tekststructuren 
• kort bespreken opdracht 2
• maken opdracht 3 en 4
• bespreken morgen

teksten

Wat weet ik al van teksten?

Wat kan ik al bepalen?

teksten

1. onderwerp
2. hoofdgedachte
3. opbouw
4. tekstverbanden en signaalwoorden
5. doel
6. nieuw: tekststructuren

Doel

Aan het eind van dit hoofdstuk ken je de eerste 4 tekststructuren

Je kunt van een tekst het onderwerp bepalen en de vaste tekststructuur aangeven

Waarom is het handig als een tekst een vaste structuur heeft?

Vaste tekststructuren

Teksten hebben meestal een inleiding, een middenstuk en een slot. Vaak zijn ze opgebouwd volgens een vaste tekststructuur. 

Als je de structuur van een tekst kunt herkennen, kun je een tekst beter begrijpen, weet je wat je ongeveer kunt verwachten en kun je de tekst makkelijker lezen. 

Welke tekststructuur herken je?

Hoewel de Spaanse Costa's niet meer zo populair zijn als een aantal jaar geleden, is het in mijn ogen nog steeds de ideale vakantiebestemming. 

Je hebt er altijd zon, dus je kunt je regenkleding lekker thuis laten. De stranden zijn breed en het zeewater heeft de juiste temperatuur. Verder zijn er overal Nederlandse bars te vinden waardoor je ook zonder Spaans te spreken iets kunt bestellen. Bovendien rijden er vanuit Nederland diverse busmaatschappijen naar de Costa's en deze ritjes zijn helemaal niet duur. 

Kortom, de Spaanse kust blijft mijn favoriete vakantieoord en ik ga deze zomer weer. 

Welke argumenten noemt de schrijver?

Argumentatiestructuur

Inleiding: standpunt (mening) van de auteur

middenstuk: argumenten voor het standpunt,

tegenargument(en) en weerlegging hiervan

slot: herhaling van het standpunt 

Welke tekststructuur herken je?

Vriendschap is een kwestie van geven en nemen. Er zijn drie sleutelwoorden voor vriendschap. Vertrouwen, want we zoeken in een vriend iemand die naast ons staat in het leven. Humor, want een goede vriend is vaak iemand met wie je na één woord al in lachen uitbarst. Stabiliteit, want in een goede vriendschap blijft het gevoel van saamhorigheid lang bestaan. 

Vertrouwen, humor en stabiliteit zijn de sleutelwoorden voor vriendschap. 

Welke aspecten worden genoemd?

Aspectenstructuur

inleiding: onderwerp wordt geïntroduceerd

middenstuk: diverse aspecten (onderdelen) van het onderwerp

slot: geeft een samenvatting

Welke tekststructuur herken je?

Bijna alle mannen worden op een gegeven moment in meer of mindere mate kaal. Deze kaalheid wordt veroorzaakt doordat het hormoon DHT aan de haarzakjes plakt. 

Haarzakjes zijn belangrijk voor de groei van een haar. Normaal groeit een haar 5-6 cm per jaar, vervolgens valt de haar uit en begint opnieuw met groeien. Deze groeicyclus van een haar kan zich ongeveer twintig keer herhalen. 

Wanneer DHT aan een haarzakje plakt, kan het haarzakje niet goed meer voor de haar zorgen en wordt de groeicyclus veel korter. Uiteindelijk komt er geen nieuw haar meer terug. Je wordt dan langzaam kaal.  

Hoeveel en waar het hormoon aan een haarzakje kan plakken is, net als de kleur van je ogen, erfelijk en wordt dus doorgegeven door je ouders. Hierdoor krijgt de ene man 'inhammen' en de andere man een 'knikkerpotje'. 

Welk verschijnsel wordt verklaard? En hoe? Beschrijf de verklaring in één zin!

Verklaringsstructuur

inleiding: bepaald verschijnsel

middenstuk: kenmerken/voorbeelden

verklaringen/oorzaken/redenen

slot: samenvatting of conclusie

Welke tekststructuur herken je?

Is het wel handig om een griepinjectie te halen? 

Het voordeel hiervan is, is dat het gratis is. 

Een van de nadelen van de griepinjectie is, dat de bacteriën resistent worden en er zich een nieuwe variant van de griep kan vormen. 

Gezien de nadelen is het voor mij niet handig om een griepinjectie te halen. 

Welke voor- en nadelen worden genoemd?

Voor- en nadelenstructuur

inleiding: vraag of standpunt

middenstuk: voor- en nadelen

slot: afweging en conclusie 

Gek op gevaar (blz. 16-17)

Wat vertelt de 1e alinea jou als lezer?

En alinea 2?

Welke tekststructuur verwacht/herken je?

Op welk publiek richt Barbara Braams zich? (5)

Redenering al. 5 + 6 in blokjesschema

Effect aanhalen onderzoek? (8)

Belangrijkste conclusie?

Zelf aan de slag...

Maken opdrachten

3 en 4 (blz. 15-18)