§1.4 De Contra-Reformatie

 De Contra-Reformatie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 De Contra-Reformatie

Slide 1 - Tekstslide

Lutheranisme
Luther wordt vervolgd door de paus, maar krijgt ook aanhangers
Voor- en tegenstanders krijgen grote ruzie.
Uiteindelijk zo erg dat de kerk in tweeën scheurt 
Zo ontstonden de katholieke kerk en protestante kerk

Slide 2 - Tekstslide

Mensen bleven trouw aan de kerk (katholieken) en werden trouw aan Luther (protestanten). Welk kenmerk hoort bij wie? (blz. 22)
Katholiek
Protestant
Een aflaat kan je redden
Alleen de Bijbel is waarheid
Met goede werken red je jezelf niet
Alle sacramenten zijn heilig
De paus is de leider van de kerk
Iedereen moet zelf de Bijbel lezen
Uitspraken van de kerk zijn waarheid
Heiligen zijn onzin
Geestelijken houden zich aan celibaat
Een kerk moet sober zijn

Slide 3 - Sleepvraag

De Contra-Reformatie
De katholieke kerk besteedde eerst geen aandacht aan kritiek
Maar de protestanten kregen veel aanhangers
Rond 1550 kwamen de katholieken met een "tegenaanval"
De Contra-Reformatie
Contra = tegen

Slide 4 - Tekstslide

De Contra-Reformatie
Verandering
Sommige dingen waren ook echt fout. Zo werden het kopen van kerkelijke banen en aflaten verboden. Maar er waren geen grote veranderingen.
Ketters ompraten
Vooral monniken gingen proberen ketters te overtuigen van het katholieke geloof. Ze gingen met mensen in gesprek en legden het katholieke geloof uit.
Inquisitie
Wie niet luisteren wil, moet voelen. De kerk richtte rechtbanken op (Inquisities). Zij straften ketters die zich niet aan de katholieke ideeën hielden. Bekentenissen werden vaak gedwongen (martelen) en straffen waren dodelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Het verbranden van de voeten tot er geen vlees meer over is.
Iemand dwingen (te veel) water te drinken. Deze persoon zou kunnen verdrinken.
Iemand ophangen aan zijn armen achter zijn rug. Hierdoor schieten je schouders uit de kom en kan je moeilijk ademen.
De voorzitter van de inquisitie (op de stoel) met zijn hulpje (staand).
De secretaris die alle bekentenissen opschrijft. 
De toezichthouder van de stad die kijkt of alles gaat zoals het hoort.
De beulen (mensen die martelen).
We zijn in een donkere kelder onder de grond. Waarom is dat denk je?
De beulen hebben maskers op. Waarom was dat denk je?
Waarom was een bekentenis van iemand die gemarteld werd vaak niet betrouwbaar?

Slide 6 - Tekstslide

Filmpje
Heksenvervolgingen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoofdklem: Het hoofd van de veroordeelde werd in de klem geplaatst. Nadien draaide de beul aan de schroef en werd er steeds meer en meer druk uitgeoefend op de schedel van het slachtoffer. Eerst sloegen de tanden stuk op de kaken en nadien sprongen de ogen uit de oogkassen. Als een slachtoffer levend vrijgelaten werd, liep deze vaak permanente schade op aan kaken, hersens of ogen.

Slide 9 - Tekstslide

Peer: Een peervormige ijzeren bal werd in de mond van het slachtoffer gestoken. Deze was verbonden met een ijzeren stang, waar aan gedraaid kon worden. Als dit gebeurde opende de peer zich in drie of vier delen. Hierdoor werd de mondholte tot het uiterste opengerekt en de kaakt verbrijzeld, waardoor het slachtoffer nooit meer duidelijk kon spreken.

Slide 10 - Tekstslide

Tongtang: Met een speciale tang werd de tong van het slachtoffer in een snelle beweging uitgerukt, waarna de persoon nooit meer kan praten of liegen.

Slide 11 - Tekstslide

Rektafel: Deze tafel was niet dodelijk, maar was een van de pijnlijkste martelmethoden. Het slachtoffer moest op een tafel gaan liggen en werd aan handen en voeten vastgemaakt. Met een rad werden armen en benen langzaam uit elkaar getrokken.

Slide 12 - Tekstslide

Duimschroef: Te vergelijken met een kleine bankschroef die gebruikt werd om vingers en tenen te breken. Soortgelijk apparaat werd ook voor medische doeleinden gebruikt. Namelijk het rechtzetten van vingers bij gewonde soldaten.

Slide 13 - Tekstslide