We gaan aan de hand van een voorwerp een rol bedenken.
Zoek in je omgeving een gebruiksvoorwerp die specifiek is.
Dus bijv. een kleurrijk sjawltje, boa, kledingstuk, fietspomp, hoge hakken, afgetrapte gympen, foto uit de krant, etc.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMBO
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Rolopbouw les 2
We gaan aan de hand van een voorwerp een rol bedenken.
Zoek in je omgeving een gebruiksvoorwerp die specifiek is.
Dus bijv. een kleurrijk sjawltje, boa, kledingstuk, fietspomp, hoge hakken, afgetrapte gympen, foto uit de krant, etc.
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een Solo en een Monoloog?
Slide 2 - Open vraag
Monoloog
> Gesprek dat iemand in zijn eentje uitvoert.
> Tekst voor een persoon
> Toneel
> Mono: Grieks > monos leen
> Loog: Grieks > logos woord/idee
Slide 3 - Tekstslide
Solo
> Opvoering door een persoon.
> Dit kan een monoloog zijn, maar ook bijvoorbeeld stil- of fysiek spel, of muziek
> In alle kunstdisciplines heb je solisten.(dans/muziek/theater)
Slide 4 - Tekstslide
Stap 1: Het Personage
Bedenk een personage en aan de hand van je uitgewerkte rolbiografie geef je je personage vorm. Een rolbiografie geeft je als speler meer achtergrondinformatie om je personage ook echt goed te begrijpen voordat je in zijn/haar huid kruipt.
Schrijf de rolbiografie voor jezelf helemaal uit.
Slide 5 - Tekstslide
Rolbiografie
Wat staat er in een rolbiografie?
Feitelijke informatie: het verleden (geboorteplaats, adres, jeugd, opleiding etc.), het heden (burgerlijke staat, positie, relaties, hobbies )
Karaktereigenschappen: karaktereigenschappen, soort temperament, onzekerheden, levensvisie, levensverwachting en dromen.
Fysieke eigenschappen: houding, gebaar, mimiek, tempo, evt tics, stem, groot of klein etc. van de te spelen personage. - In de chat zet ik een document
Slide 6 - Tekstslide
Stap 2: De Transformatie
Het in de huid kruipen van het door jou bedachte personage.
Je gaat onderzoeken hoe je het personage het beste tot zijn/haar recht kan laten komen. (stem, houding, zichtbare emoties, etc.)
In spel en in het uiterlijk, hierin laat je je leiden door de gemaakte keuzes in je rolbiografie.
Slide 7 - Tekstslide
Acteerwerk
De rol biografie geeft van te voren vorm aan het personage:
Opvoeding, trauma/verleden, karaktereigenschappen en aangeboren "bijzonderheden" geven motieven voor het handelen/gedrag van het personage.
Gedrag:
Hoe reageert iemand en welke reden zit daarachter?
Wat wil iemand bereiken en wat doet hij daarvoor?
Slide 8 - Tekstslide
Stap 3: Thema
Welk onderwerp/ thema wil je in jouw monoloog aansnijden?
Slide 9 - Tekstslide
Stap 4: Theatrale middelen
Je hebt je personage, je hebt een thema, maar hoe ga je dat vormgeven tot een monoloog?
Je werkt je theatrale middelen uit.
Slide 10 - Tekstslide
Theatrale middelen
- spelgegevens
- materiële vormgevingsmiddelen
- enscenering
Theatrale middelen
Slide 11 - Tekstslide
Spelgegevens:
oftewel, de 5 W's:
Wie > Rol
Wat > Actie/ verhaal
Waar > Ruimte/plaats
Wanneer > Tijd
Waarom > Motief
Slide 12 - Tekstslide
7
Materiele vormgevingsmiddelen
Decor
Rekwisieten / attributen
Kostuums
Kap en grime
Licht
Muziek (geluidseffecten)
Audiovisueel (beeld)
Slide 13 - Tekstslide
Wat is enscenering?
"In scène zetten"
Je maakt gebruik van: mise-en-scène ( plaatsing op het podium, ten op zichte van elkaar en de vormgeving)
en
de vormgeving van het stuk.
Slide 14 - Tekstslide
Stap 5: Repeteren
Je hebt alle ingrediënten voor je monoloog uitgedacht. Je personage, de inhoud en de vorm. Dan is het nu een kwestie van uitproberen en perfectioneren.
Wat wil je op het publiek overbrengen?
Welke ( theater- en/of kunst-) vorm gebruik je daarbij?