Verbes Pronominaux | wederkerende werkwoorden 7 février

1: Grammaire - Les verbes pronominaux
1. réviser les verbes reguliers
2. les verbes pronominaux
3. Exercice 18

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
fransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1: Grammaire - Les verbes pronominaux
1. réviser les verbes reguliers
2. les verbes pronominaux
3. Exercice 18

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


Kies de juiste vorm van de présent:
Je (se laver) à sept heures du matin.
A
me lave
B
te lave

Slide 8 - Quizvraag


Nous (s'amuser) à la fête de Léa.
A
nous amusez
B
nous amusons

Slide 9 - Quizvraag


Vul zelf het goede antwoord in:
Elles (s'installer, présent) à Paris

Slide 10 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van de présent:
Il (se coucher, présent) toujours tard.

Slide 11 - Open vraag


Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves (se reposer, présent) dans leur chambre.

Slide 12 - Open vraag

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 13 - Open vraag