P1 Les 4 ww haben
1 / 26
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Tekstslide
Welke Duitse lidwoorden zijn er?
Slide 9 - Open vraag
Kun je uitleggen hoe het zit met de Duitse lidwoorden?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Was ist die richtige Übersetzung? Kombiniere!
Beweg diese
die Mutter
der Onkel
die Großmutter
die Schwester
der Großvater
die Tante
der Vater
de moeder
de vader
de zus
de oma
de opa
de tante
de oom
Slide 13 - Sleepvraag
Combineer de mannelijke en vrouwelijke woorden.
die Mutter
die Tante
die Cousine
das Mädchen
die Schwester
der Vater
der Onkel
der Cousin
der Junge
der Bruder
Slide 14 - Sleepvraag
Opa
Großvater
Oma
Großmutter
Vater
Mutter
Onkel
Tante
Bruder
Schwester
Cousin
Cousine
Slide 15 - Sleepvraag
der
die
Opa
Oma
Vater
Bruder
Mutter
Tante
Cousin
Cousine
Schwester
Onkel
Slide 16 - Sleepvraag
Das ist mein Bruder.
....... ist siebzehn Jahre alt.
....... ist siebzehn Jahre alt.
A
Er
B
Es
C
Sie
Slide 17 - Quizvraag
Das ist meine Oma.
....... ist achtzig Jahre alt.
....... ist achtzig Jahre alt.
A
Er
B
Sie
C
Es
Slide 18 - Quizvraag
Das ist mein Vater.
....... ist einundfünfzig Jahre alt.
....... ist einundfünfzig Jahre alt.
A
Sie
B
Es
C
Er
Slide 19 - Quizvraag
Das ist mein Kind.
....... ist zwei Jahre alt.
....... ist zwei Jahre alt.
A
Sie
B
Es
C
Er
Slide 20 - Quizvraag
Er hat eine Schwester.
Er hat =
Er hat =
A
Het heeft
B
Zij heeft
C
Ik heb
D
Hij heeft
Slide 21 - Quizvraag
Wir haben vier Kinder.
Wir haben =
Wir haben =
A
Jullie hebben
B
Wij hebben
C
Zij hebben
D
Zij heeft
Slide 22 - Quizvraag
Du hast zwei Omas.
Du hast =
Du hast =
A
Ik heb
B
Hij heeft
C
Jij hebt
D
Julie hebben
Slide 23 - Quizvraag
Ik heb
Hij/zij/het heeft
Wij hebben
Jullie hebben
Zij hebben/U heeft
Ich habe
Er/sie/es hat
Wir haben
Ihr habt
sie/Sie haben
Slide 24 - Sleepvraag
haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
