L'imparfait

L'imparfait 
de onvoltooid verleden tijd
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

L'imparfait 
de onvoltooid verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

De IMPARFAIT
De IMPARFAIT is de ONVOLTOOID VERLEDEN TIJD (O.V.T)
In het Nederlands bv: 
ik WAS, ik DEED, ik HAD, ik WERKTE, ik GAF, 
ik MAAKTE etc.....

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord.
Bijvoorbeeld:
(donner) => donnons
(rester) => restons
(avoir) => avons
(faire) => faisons
(prendre) => prenons
(finir) => finissons

Slide 3 - Tekstslide

Stap 2: Je haalt -ons ervan af
Bijvoorbeeld:
(donner) => donnons
(rester) => restons
(avoir) => avons
(faire) => faisons
(prendre) => prenons
(finir) => finissons

Slide 4 - Tekstslide

Stap 3: Zet de juiste uitgang achter de stam



je => -ais
tu => -ais
il, elle, on => -ait
nous => -ions
vous => -iez
ils, elles => -aient

Slide 5 - Tekstslide

"

Slide 6 - Tekstslide

Dus:
(donner)        je donnais = ik gaf
(rester)           tu restais = jij bleef
(avoir)              il avait = hij had
(faire)               nous faisions = wij maakten/deden
(prendre)        vous preniez = jullie namen/pakten
(finir)                ils finissaient = zij eindigden

Slide 7 - Tekstslide

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = Nous sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

Slide 8 - Tekstslide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 9 - Tekstslide

Zij jullie er klaar voor?
Doe mee met de quiz!!!


Slide 10 - Tekstslide

Welke tijd is de imparfait?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quizvraag

Nous (imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 12 - Quizvraag

Elles (aller, imparfait)
A
vont
B
allont
C
allaient
D
allez

Slide 13 - Quizvraag

Je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 14 - Quizvraag

Elles (donner, imparfait)
A
donnaient
B
donniez
C
donnions
D
donnait

Slide 15 - Quizvraag

Nous ( faire, imparfait)
A
faisiez
B
faisions
C
faisons
D
faisaient

Slide 16 - Quizvraag

vous (avoir, imparfait)
A
avions
B
avez
C
aviez
D
avons

Slide 17 - Quizvraag

on (danser, imparfait)
A
dansait
B
dansais
C
danse
D
dansions

Slide 18 - Quizvraag

Elle (être, imparfait)

Slide 19 - Open vraag

Nous (avoir, imparfait)

Slide 20 - Open vraag

Je (regarder, imparfait)

Slide 21 - Open vraag

Elles (participer, imparfait)

Slide 22 - Open vraag

Tu (écouter, imparfait)

Slide 23 - Open vraag

Il (trouver, imparfait)

Slide 24 - Open vraag

vous (habiter, imparfait)

Slide 25 - Open vraag