H4 Spelling en gram

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aan welke zinnen zie je aan het werkwoord dat de gebeurtenis al afgelopen is?
  1.  Nu hij in C1 zit, gaat Daniël fietsend naar voetbaltraining.
  2. Het concert in de feesttent is door ruim zeshonderd mensen bezocht. 
  3. Wachtend op de bus leest Marja vaak haar huiswerk nog eens door. 
  4. Voor zijn verjaardag heeft mijn broer een nieuwe surfplank gekregen. 

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Niet alle werkwoorden zijn natuurlijk persoonsvormen.

Je kunt ook te maken hebben met een voltooid deelwoord (vd) of een onvoltooid deelwoord (od).

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord (vd) geeft aan dat iets voltooid (klaar/afgerond) is.
  • Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, be-, ver- of ont- --> NIET ALTIJD (ik heb onderschat, ik heb ingezet)
  • Er staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe schrijf je het VD?
  • Bij sterke werkwoorden eindigt het VD vaak op -en
  • Bij zwakke werkwoorden eindigt het VD meestal op -d of -t. De juiste letter bepaal je met 't (e)x-f(o)ksch(aa)p. 
  • Je kijkt dan naar de laatste letter die in het hele werkwoord voor de -en staat.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden VD:
Wij hebben een mooi feestje gevierd.
  • Hele ww = vieren --> letter -r staat niet in 't (e)x f(o)ksch(aa)p, dus een -d op het eind. 
Nadal heeft de wedstrijd gewonnen.
  • Hele ww = winnen --> sterk werkwoord
We hebben de hele zomer gereisd. 
  • Hele ww = reizen --> letter -z staat niet in 't (e)x f(o)ksch(aa)p, dus een -d op het eind. 



Slide 6 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Dit is een vorm van het werkwoord om aan te geven dat het nog gaande (bezig) is. Het is onvoltooid.

een OD is een infinitief + d(e)

Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden OD:
De spelende kinderen zijn erg lief.
De jongen kwam huilend thuis.
Al lachend fietste ik naar school.
Mijn opa ging lopend naar de supermarkt.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van: 
Boffen: 

A. Geboft
B. Gebofd
C. Geboffen 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van:
maaien
A
Gemaait
B
Gemaaid
C
Gemaaien

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Welke zinsdelen blijven over?
Gisteren heeft mijn broertje in het winkelcentrum een ruit stukgegooid. 

  • Welke noemt de tijd?
  • Welke noemt de plaats?

Slide 12 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
  •  Kan in een zin staan, hoeft niet. 
  • Er kunnen meerdere BwB in een zin staan. 
  • Vaak plaatsen of tijden, maar het kan van alles zijn.
  • Geeft antwoord op de vraag: waar, wanneer, waarom, waarmee (of met wie), waardoor, hoe en hoeveel.
  • Begint vaak met een vz, soms niet. 
 Let op dat je wel eerst alle andere stappen doorloopt, als laatste mag je pas de bijwoordelijke bepalingen gaan benoemen!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Ontleed de zin: 
  1.  Door de regen moesten we onze plannen vergeten. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
NN: H4 Spelling opdracht 1 en 2 blz. 126-127
Grammatica: schakel 70 en 71 blz. 57

Slide 17 - Tekstslide