Les 6 Sprookje en spelling V1

Sprookje en spelling
Les 6 - V1
Bezitsvormen (herhaling) + kort sprookje schrijven
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sprookje en spelling
Les 6 - V1
Bezitsvormen (herhaling) + kort sprookje schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
... weet je de drie regels voor het schrijven van bezitsvormen.
...kun je deze regels van de bezitsvormen en meervoudsvormen gebruiken in jouw sprookje.
...kun je een kort sprookje schrijven met correcte meervoudsvormen/bezitsvormen.



Slide 2 - Tekstslide

Herhaling regels bezitsvormen
Blz. 244 en 245 uit Op Niveau.

Slide 3 - Tekstslide

Regels bezitsvormen, blz. 244 en 245 uit Op Niveau
Leren!
Regel 1:
De bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord (znw) maak je meestal door er een -s achter te zetten.
Okkes viool, Sarahs droom, Cornés broodje.

Regel 2:
Je schrijft geen -s eraan vast als het znw eindigt op een lange klinker of een -y.
Conny's saté, Paolo's laptop, Shelley's huiswerk.

Regel 3:
Je schrijft geen -s eraan vast als het znw eindig op een sisklank. Je schrijft dan alleen een apostrof.
Lex' huisje, Maurice' hond, Lies'  huiswerk.




Slide 4 - Tekstslide

Regel 2. Bezitsvormen (extra uitleg)
Je schrijft geen -s eraan vast als het znw eindigt op een lange klinker of een -y.

Klinkers = a, e, i, o en u. Hoor je lange klinkers? Dan schrijf je een apostrof en -s, zoals bij Paolo's tas of Barcelona's strand.






Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag! Quiz!
Opdracht 5, blz. 245 Op Niveau (herhaling).

Slide 6 - Tekstslide

1. De bezitsvorm van '(Rutte) kabinet' is...
A
Ruttes' kabinet
B
Ruttes kabbinet
C
Ruttes kabinet
D
Rutte' kabinet

Slide 7 - Quizvraag

2. De bezitsvorm van '(Pelle) bagagedrager' is...
A
Pelle' bagagedrager
B
Pelles bagagedrager
C
Pelle bagagedrager
D
Pelle's bagagedrager

Slide 8 - Quizvraag

3. De bezitsvorm van '(Den Bosch) marktplein' is.
A
Den Boschs marktplein
B
Den Bosch' marktplein
C
Den Bosches marktplein
D
Den Bosch's marktplein

Slide 9 - Quizvraag

4. De bezitsvorm van '(Leah) pony' is...
A
Leahs pony
B
Leah's pony
C
Leah' pony
D
Leahses pony

Slide 10 - Quizvraag

5. De bezitsvorm van '(Carré) garderobe' is...
A
carrés garderobe
B
carres garderobe
C
carrés garderobe
D
Carrés garderobe

Slide 11 - Quizvraag

6. De bezitsvorm van '(Davy) tip'...
A
Davys tip
B
Davy's tip
C
Davies tip
D
Davys's tip

Slide 12 - Quizvraag

7. De bezitsvorm van '(Kaj) terriër' is...
A
Kajs terriër
B
Kaj's terrier
C
Kaj's terriër
D
Kays terriër

Slide 13 - Quizvraag

8. De bezitsvorm van (Esmée) appel is...
A
Esmées appel
B
Esmée's appel
C
Esmées' appel
D
Esmés appel

Slide 14 - Quizvraag

9. De bezitsvorm van '(chocola) positieve effect'...
A
chocolas positieve effect
B
chocolades positieve effect
C
chocola' positieve effect
D
chocola's positieve effect

Slide 15 - Quizvraag

10. De bezitsvorm van '(Maurice) gitaar' is...
A
Maurices gitaar
B
Maurice' gitaar
C
Maurices's gitaar
D
Mauric gitaar

Slide 16 - Quizvraag

Opbouw van een sprookje
Een sprookje schrijven doe je zo...


Titel: hoe heet jouw sprookje? Is de titel pakkend, spannend en kort?
Moraal: wat wil je de lezer als wijze les meegeven?

Inleiding: introduceer alle personages (koningen, draken etc.). Beschrijf het uiterlijk en het karakter.
Middenstuk: waar gaat het verhaal over? Denk aan avontuur!
Slot: hoe loopt het verhaal af? Wint 'het goede' of 'het kwaad'?

Op de eindtoets krijg je de eerste en de laatste zin!
Gebruik veel fantasie!


Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?



Hoe?

Overleg?

Daarna?
Tijd?

Schrijf een kort en griezelig sprookje (max. 200 woorden).
Gebruik daarin de meervoudsvormen van:
- fee
- heks
De bezitsvormen van:
- Sarah
- Lex

In Word.


Zachtjes praten.



Sprookje opslaan in map Nederlands. Een sprookje wordt gekozen om voor te lezen de volgende les.



Slide 18 - Tekstslide

Einde les
Vooruitblik vrijdag:
  • Literatuur en fictie. Lezen t/m blz. 65. Opdracht 1 mee (fictie/non-fictie, realistisch/niet-realistisch)
  • Aan de slag met Wonder!

Slide 19 - Tekstslide