2.3 & 2.4

Thema 2: Cellen en organen

Basisstof 5 en 6

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Thema 2: Cellen en organen

Basisstof 5 en 6

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling vorige week (basisstof 1 en 2)
  • Uitleg basisstof 3 
  •  Uitleg basisstof 4
  • werktijd
  • afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Een groepje organen met dezelfde functie noem je een

Slide 3 - Open vraag

Het wortelstelsel van de plant bestaat uit
A
De hoofdwortel
B
De zijwortels
C
Haarwortels
D
Alle drie

Slide 4 - Quizvraag

Welk orgaan zie je op de afbeelding?

Slide 5 - Open vraag

Welke is GEEN functie van het wortelstelsel?
A
Stevig vastzetten
B
Opslag reserve stoffen
C
Fotosynthese
D
Water opnemen

Slide 6 - Quizvraag

Een deel van een organisme met een bepaalde taak noem je orgaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welk orgaan zie je op deze afbeelding?

Slide 8 - Open vraag




Basisstof 3: Cellen

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Cellen
zijn de bouwstenen van organismen, deze zijn zo klein dat je ze alleen kunt bekijken via de microscoop.
Cellen lijken plat maar dat zijn ze niet, ze hebben allerlei vormen. Er bestaan heel veel verschillende soorten cellen.

Slide 12 - Tekstslide

Dierlijke cellen
Cellen van dieren zijn gevuld met een dikke vloeistof, cytoplasma, deze bestaat uit water en opgeloste stoffen.  Daarom heen ligt de celmembraan, een vliesje. Dit vliesje scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving. Sommige stoffen kunnen door het celmembraan. 

Slide 13 - Tekstslide

Dierlijke cellen
In het cytoplasma ligt de celkern, deze stuur de cel aan. De celkern bestaan uit de kernplasma en het kernmembraan.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Plantaardige cel
Plantaardige cellen hebben dezelfde onderdelen als dierlijke cellen, maar plantaardige cellen hebben paar extra delen. 

Slide 16 - Tekstslide

Plantaardige cellen
Zo hebben ze een stevige laag om de cel heen, de celwand. In het midden ligt een blaasje gevuld met vocht, de vacuole. Ook hebben ze plastiden in het cytoplasma, korrels met een specifieke functie.  

Slide 17 - Tekstslide

Plastiden
Bladgroenkorrel - geven groene kleur en hierin vindt fotosynthese plaats. Liggen in alle groene delen van een plant (bladeren!).

Kleurstofkorrel - geven kleur aan bloemen en vruchten.

Zetmeelkorrel - opslag voor zetmeel.



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Verschil tussen plant en dier

Slide 20 - Tekstslide




Basisstof 4:
De celkern

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven. 

Slide 22 - Tekstslide

Chromosomen
In de celkern liggen lange dunne draden, chromosomen, deze sturen de cel aan. 

De mens heeft 46 chromosomen.

Slide 23 - Tekstslide

Lichaamscellen
De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd heten lichaamscellen, bijvoorbeeld levercellen, spiercellen, huidcellen, ect.
In de celkern van elke lichaamscel van de mens liggen 46 chromosomen. Andere organismen hebben een ander aantal chromosomen. 

Slide 24 - Tekstslide

DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA. DNA bevat alle informatie voor je erfelijke eigenschappen. De helft van je vader, de helft van je moeder. 
(Receptenboekje voor jou!)

Slide 25 - Tekstslide

DNA 
DNA ziet er uit als een wenteltrap, elke trede bestaat uit twee stukjes, basen. Deze basen komen altijd per twee voor, een basenpaar
Je hebt A-T of C-G.

Slide 26 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen
Je DNA is een soort receptenboekje, hierin staat hoe jij gemaakt wordt. De helft van deze informatie is van je vader en de helft van je moeder. (Denk aan haarkleur, oogkleur, ect.) Elke cel bevat alle erfelijke eigenschappen, maar gebruikt alleen de informatie die hij nodig heeft. Een cel in je ogen zal dus niet de informatie voor je haarkleur gebruiken, maar wel de informatie voor je oogkleur. 

Slide 27 - Tekstslide

Werktijd opties:
  • Maken basisstof 3 en 4, dit is ook huiswerk
  • Stel je vragen
  • Maak een samenvatting
  • oefen de organen van de mens met het torso

                                   


Slide 28 - Tekstslide

Stoplicht
Groen - zachtjes praten
Oranje - fluister niveau
rood - stilte

Slide 29 - Tekstslide