Als je in de vt een t hoort, eindigt het voltooid deelwoord ook op een -t. Als je in de vt een d hoort, eindigt het voltooid deelwoord ook op een -d.
passen → Ik paste een jas → Je hoort een t → Ik heb een jas gepast.
gooien → Ik gooide een bal → Je hoort een d → Ik heb een bal gegooid.