Blok 2 Les 2 Spelling

Welkom en goedemorgen!
Donderdag 28 november
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom en goedemorgen!
Donderdag 28 november

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Uitleg voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
  • Maken opdrachten
  • Uitleg Engelse werkwoorden
  • Maken van opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Wanneer weet je dat je te maken hebt met een voltooid deelwoord?
  • Hij is naar Stavoren ... (fietsen).
  • Hij is naar Stavoren gefietst/gefietsd.

Is het een voltooid deelwoord?
Ja? 
Langer maken, hoor je een -t/-d, dan schrijf je ook een -t/-d.
Hoor je geen verschil? 't EX KOFSCHIP

Nee?
Dan is het een persoonsvorm, vul de juiste vorm in. Denk aan het werkwoord lopen.

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Dan schrijf je het zo kort mogelijk.

Voorbeeld: 

De brand is geblust --> de gebluste brand
De trein is verlaat --> de verlate trein

Bij een korte klank, schrijf je hem wel met dubbele letters.
De man is gered --> de geredde man.
De plant is verpot --> de verpotte plant.
De taart is gebakken --> de gebakken taart.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

En nu zelf!


Ik heb de nieuwe bloemen in de bakken ... (planten)

De ... (planten) bloemen.

Slide 7 - Tekstslide

En nu zelf!


Vorige week is er iets ergs ... (gebeuren).

Vandaag ... (gebeuren) er iets spannends. 

Slide 8 - Tekstslide

En nu zelf!


Ik heb haar toets beste vriendin ... (kronen).

De ... (kronen) vriendin.

Slide 9 - Tekstslide

En nu zelf!


Ik heb de datum ... (noemen).

De ... (noemen) datum.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoorden uit het Engels
Je past de Nederlandse spelregels toe.

Slide 11 - Tekstslide

Bij sommige werkwoorden...
kun je de spelling niet op die manier doen.

Bijvoorbeeld: je haalt de -en weg en wil de regels toepassen.

racen                    jij ract                    jij racet
skaten                  jij skatet


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Maken opdrachten
Maak nu de opdrachten op bladzijde 6 t/m 9 van je boekje. 

Slide 14 - Tekstslide