Les 11 Verwijzen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:

  • Uitleggen wanneer je welk verwijswoord gebruikt (hen, hun, zij, ze).
  • Voorbeeldzinnen maken bij het gebruik van deze verwijswoorden.
  • Uitleggen wanneer je die, dat en wat gebruikt.
  • Uitleggen wanneer je waarmee en met wie gebruikt.
  • Voorbeeldzinnen maken voor het gebruik van die, dat, wat, waarmee en met wie.

Slide 2 - Tekstslide

Tekst
opsomming
tegenstelling
oorzaak/
gevolg
voorwaarde
vergelijking
reden/
argument
doel-middel
samenvatting
kortom
waardoor
tenzij
en
hoewel
zoals
namelijk
met behulp van

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Waarom gebruik je verwijswoorden?

Slide 5 - Open vraag

Je gebruikt verwijswoorden om herhaling te voorkomen. Daardoor wordt jouw tekst interessanter.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Waarnaar verwijst 'dat' in de volgende zin: Is het zaaltje voor het overleg, dat voor volgende week gepland staat, al gereserveerd?
A
het zaaltje
B
het overleg

Slide 8 - Quizvraag

Waarnaar verwijst 'het' in de volgende zin: Dit gereedschap voor de service-unit moet nodig vernieuwd worden, want het is sterk verouderd.
A
dit gereedschap
B
de service-unit

Slide 9 - Quizvraag

Waarnaar verwijst 'die' in de volgende zin: De behandeling van het slachtoffer verliep goed; die was in handen van gespecialiseerd personeel.
A
de behandeling van het slachtoffer
B
het slachtoffer

Slide 10 - Quizvraag

Bel jij de klanten en wil jij ... vragen of de vergadering uitgesteld kan worden?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 11 - Quizvraag

De leerlingen hebben morgen de Cito-toets. Wil jij ze voor ... klaarleggen op de tafels?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 12 - Quizvraag

Waarom lopen de patiënten hier nog rond? Eigenlijk moeten ... nu beginnen met hun oefeningen
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 13 - Quizvraag

Al die stenen zijn op de verkeerde plaats neergelegd. Wil jij ... aan de andere kant neerzetten?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 14 - Quizvraag

De directieleden kwamen met een nieuw plan, maar de ondernemingsraad wil eerst een overleg met ... voordat ze het goedkeuren.
A
hen
B
hun

Slide 15 - Quizvraag

De tafels staan schots en scheef. ... horen eigenlijk netjes in rijen te staan.
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 16 - Quizvraag

Wil je tegen ... zeggen dat de zwemles een half uur eerder begint?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 17 - Quizvraag

De patiënten verzamelden zich in de ruimte waar de arts ... uitleg ging geven over de behandeling.
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Op het kinderdagverblijf krijgen de kinderen
... nog niet zindelijk zijn extra training.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 20 - Quizvraag

De directie kondigde een reorganisatie aan,
... veel onrust veroorzaakte.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 21 - Quizvraag

Het gebied rondom de fabriek,
... door de beveiliging werd gecontroleerd, was drie hectares groot.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

De stagebegeleider ... ik morgen een afspraak heb, is erg positief.
A
waarmee
B
met wie
C
waaraan
D
aan wie

Slide 26 - Quizvraag

Zijn dit alle apparaten ... we de komende drie maanden kunnen beschikken?
A
bij wie
B
waarbij
C
over wie
D
waarover

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Maak de opdrachten 1 t/m 6 van Taalverzorging 4.3: Verwijzen. 
  • Controleer of je de opdrachten 4.1 en 4.2 al hebt afgerond.

Slide 28 - Tekstslide