Taalverzorging 4.3b: verwijzen

Taalverzorging 4.3b
  • 15 minuten lezen
  • Herhalen 4.3a: verwijzen
  • Uitleg 4.3b: verwijzen
  • Huiswerk maken 4.3 opdr. 5 en 6
  • Evaluatie leerdoelen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 4.3b
  • 15 minuten lezen
  • Herhalen 4.3a: verwijzen
  • Uitleg 4.3b: verwijzen
  • Huiswerk maken 4.3 opdr. 5 en 6
  • Evaluatie leerdoelen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:

  • uitleggen wanneer je die, dat en wat gebruikt
  • uitleggen wanneer je waarmee en met wie gebruikt
  • hierbij voorbeeldzinnen maken


Slide 2 - Tekstslide

De tafels staan schots en scheef. ... horen eigenlijk netjes in rijen te staan.
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 3 - Quizvraag

Wil je tegen ... zeggen dat de zwemles een half uur eerder begint?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 4 - Quizvraag

De patiënten verzamelden zich in de ruimte waar de arts ... uitleg ging geven over de behandeling.
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Op het kinderdagverblijf krijgen de kinderen
... nog niet zindelijk zijn extra training.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 10 - Quizvraag

De directie kondigde een reorganisatie aan,
... veel onrust veroorzaakte.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 11 - Quizvraag

Het gebied rondom de fabriek,
... door de beveiliging werd gecontroleerd, was drie hectares groot.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De stagebegeleider ... ik morgen een afspraak heb, is erg positief.
A
waarmee
B
met wie
C
waaraan
D
aan wie

Slide 17 - Quizvraag

Zijn dit alle apparaten ... we de komende drie maanden kunnen beschikken?
A
bij wie
B
waarbij
C
over wie
D
waarover

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Maak opdr. 1 t/m 6 van Taalverzorging 4.3: verwijzen
  • Check of je 4.1 en 4.2 afhebt

Slide 19 - Tekstslide

Maak voorbeeldzinnen waarbij die, dat en wat verwijzen naar een woord dat er vlak voor staat.

Slide 20 - Open vraag