bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals.
1. Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor je.
2. Hij volgt een cursus Engels om in het buitenland te kunnen werken.
3. Ik nam eerst een kop thee, daarna een glas water en vervolgens een glas wijn.
Tekstverbanden
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel signaalwoorden?: Om te beginnen zit Joël in groep 3 met rekenen en in groep 4 met schrijven. Al met al is dat fijner dan eerst groep 3 volgen en vervolgens groep 4.
Slide 8 - Open vraag
Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming
Slide 9 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
ten eerste
B
toen
C
al met al
D
om te beginnen
Slide 10 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zodat
C
evenals
D
net als
Slide 11 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
omdat
B
eerst
C
toch
D
waarmee
Slide 12 - Quizvraag
Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
tijdsvolgorde
Slide 13 - Quizvraag
Hij is even groot als ik. tekstverband?
A
signaalwoord: als
tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als
tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als
tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als
tekstverband: samenvattend
Slide 14 - Quizvraag
Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?