signaalwoorden en tekstverbanden

Leesvaardigheid

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide


Beantwoord individueel de vier onderstaande vragen:
 1.a. Wat wordt bedoeld met een tekstverband?
 1.b. Waarom gebruik je tekstverbanden?

2. Hoe herken je tekstverbanden?
3. Noem vier tekstverbanden.

Slide 2 - Tekstslide

Klassikaal bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

concluderend tekstverband=eindoordeel meestal in het slot
dus, daarom, kortom, concluderend, dat houdt in, al met al
redengevend tekstverband= waarom iemand iets doet of vindt
dus, daarom, omdat, want, de reden is, hiervoor, dankzij
oorzakelijk tekstverband= waardoor is iets gebeurd/ gekomen
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, dus, dankzij
1. Zij heeft jarenlang gitaar gespeeld dus ze wil nu naar het conservatorium.

2. Er is vanavond een wedstrijd in de Johan Cruyffarena, daardoor kan het drukker zijn op de weg.

3. Johan heeft ruimte gemaakt in de schuur want hij gaat hem opknappen.
Tekstverbanden
vergelijkend tekstverband= welke overeenkomst hebben dingen wel of niet.
zoals, net als, in vergelijking net, evenals, meer.... dan

Slide 5 - Tekstslide

doel-middel tekstverband= je wil een bepaald doel bereiken maar hoe?
met behulp van, opdat, zodat, om te, door middel van
voorwaardelijk tekstverband= je moet eerst aan een voorwaarde voldoen voor er iets gebeurt.
als...dan, indien, tenzij, wanneer, mits
opsommend verband= je somt iets op.
ook, en, ten eerste, ten tweede, eveneens, daarnaast, niet alleen....maar ook. 
1. Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor je.

2. Hij volgt een cursus Engels om in het buitenland te kunnen werken.

3. Ik nam eerst een kop thee, daarna een glas water en vervolgens een glas wijn.
Tekstverbanden
tijd/ chronologisch verband = je noemt de dingen in de juiste tijdsvolgorde. 
eerst, intussen, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra.

Slide 6 - Tekstslide

tegenstellend tekstverband= duidt een tegenstelling aan.
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds...anderzijds.
Uitleggend tekstverband= geeft extra uitleg.
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals.
1. Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor je.

2. Hij volgt een cursus Engels om in het buitenland te kunnen werken.

3. Ik nam eerst een kop thee, daarna een glas water en vervolgens een glas wijn.
Tekstverbanden






Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel signaalwoorden?: Om te beginnen zit Joël in groep 3 met rekenen en in groep 4 met schrijven. Al met al is dat fijner dan eerst groep 3 volgen en vervolgens groep 4.

Slide 8 - Open vraag

Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
ten eerste
B
toen
C
al met al
D
om te beginnen

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zodat
C
evenals
D
net als

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
omdat
B
eerst
C
toch
D
waarmee

Slide 12 - Quizvraag

Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
tijdsvolgorde

Slide 13 - Quizvraag

Hij is even groot als ik.
tekstverband?
A
signaalwoord: als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als tekstverband: samenvattend

Slide 14 - Quizvraag

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
opsomming
D
redengevend

Slide 15 - Quizvraag