6.3 en 6.4 - voortplanting en verspreiding

Thema 6: Bloemen en bestuiving



Basisstof 3 en 4
Voortplanting en verspreiding
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Thema 6: Bloemen en bestuiving



Basisstof 3 en 4
Voortplanting en verspreiding

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de functie van kelkbladeren?
A
Maken stuifmeelkorrels
B
Groeit uit tot een vrucht
C
Lokken insecten
D
beschermen de knop

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heten de fel gekleurde bladeren van een bloem.
A
kelkbladeren
B
kroonbladeren
C
meeldraden
D
vruchtbeginsel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de functie van bloemen?

Slide 4 - Open vraag

Op welke twee manieren kan bestuiving plaatsvinden?

Slide 5 - Open vraag

De hondsroos is een
A
windbloem
B
insectenbloem

Slide 6 - Quizvraag

Dit is een
A
windbloem
B
insectenbloem

Slide 7 - Quizvraag

De stuifmeelkorrels van insectenbloemen zijn licht en glad.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
  • Kun je uitleggen hoe de geslachtelijke voortplanting bij zaadplanten verloopt.
  • Kun je voorbeelden geven van ongeslachtelijke voortplanting bij zaadplanten.
  • Kun je omschrijven op welke manier zaden en vruchten verspreid worden.
  • Kun je het verband uitleggen tussen verspreiding en biodiversiteit.

Slide 9 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting

  • Bestuiving door insecten of wind
  • Eicellen en stuifmeel nodig 
  • Nieuwe erfelijke eigenschappen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Na bevruchting
  • Bloem verdort  
Twee opties:
  1. Bloem verandert in zaadje met reserve voedsel
  2. Bloem groeit uit tot een vrucht met zaden in de vrucht. 

Slide 12 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting

  • Geen bestuiving
  • Deel van de plant groeit uit tot nieuwe plant
  • Erfelijke eigenschappen nieuwe plant zijn hetzelfde als moederplant (kloon)
  • Geen bloemen nodig (geen stuifmeelkorrel en geen eicel)
  • 3 manieren

Slide 13 - Tekstslide

1. Knollen
  • Verdikking van de wortel of de stengel van de moederplant.
  • groeien onder de grond.
  • reserve voedsel van de plant, om een nieuw plantje te groeien.

Slide 14 - Tekstslide

2. Bollen
  • Heeft wortels, een korte stengel en rokken.
  • Rokken zijn dikke bladeren in de bol. zit om de knop, bevat reserve voedsel.
  • Uit de knop groeit een nieuwe plant.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

3. Stekken
  • Afgesneden stukje van de moederplant
  • Krijgt opnieuw wortels als de omstandigheden gunstig zijn. 

Slide 17 - Tekstslide

Verspreiding
basisstof 4

Slide 18 - Tekstslide

Verspreiding
Zaden moeten verspreid worden, anders groeien alle planten bij elkaar. Dit gebeurt op 3 manieren.

Slide 19 - Tekstslide

1. Wind
  • Vruchten en zaden moeten klein en licht zijn.
  •  de wind blaast de zaden naar nieuwe plekken.
  • vruchten hebben 'vleugels' om langer in de lucht te blijven.

Slide 20 - Tekstslide

2. Plant

  • Een soort schietmechanisme om zaden te verspreiden. 
  • Zaden komen niet heel ver.

Slide 21 - Tekstslide

3. Dieren
  1. Vergeten hun vruchten, waardoor ze kunnen groeien.
  2. Eten de vruchten en poepen de zaden uit
  3. Zaden blijven plakken aan hun vacht.

Slide 22 - Tekstslide