herhaling spelling H1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

schrijf de volgende woorden...

en deze....

Wat moet op de plek van nummer 1 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 2 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 3 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 4 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 5 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 6 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 7 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 8 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 9 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 10 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 11 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 12 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 13 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.

1. Dubbele punt
2. Aanhalingstekens
3. Komma
4. Uitroepteken

Een uitroep of bevel laat je volgen door...

1. een uitroepteken
2. een punt
3. een vraagteken
4. een komma

Welk leesteken mist er in de zin?
Piet zei 'Dat is niet een goede zin.'

1. Aanhalingstekens
2. Komma
3. Dubbele punt
4. Uitroepteken

Waar staat de komma goed?

1. Ik hou van , pizza's en patat.
2. Inmiddels heb ik al verschillende continenten bekeken: Afrika Azië, en Amerika.
3. Ik post iedere dag een foto, en wil dan zoveel mogelijk likes.
4. Ik ben blij dat de vakantie voorbij is, want ik wil mijn vriendinnen weer zien.

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)

1. skatet
2. skate
3. skated

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen

1. jogde
2. joggete
3. joggte
4. jogte

Vorig jaar (praten) buurtbewoners op een negatieve manier over de toenmalige hangplekken: er (slingeren) blikjes en de rookwolken (verspreiden) zich tot ver in de tuinen. 

Een bord bij de plek (vermelden) de belangrijkste regels: zorg dat je de boel goed (schoonhouden), je sigaret (doven) en niet in een conflict met buurtbewonders (belanden). 

Meervouds-n bij verwijzingen

Je gebruikt woord zonder -n als:

- er een zelfstandig naamwoord achter staan

De rechter heeft alle oproerkraaiers veroordeeld. 

Het niet verwijst naar personen:
Wat onze fietsen betreft, sommige stonden niet op slot