Herhalingsles Jongeren

Herhalingsles thema Jongeren

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles thema Jongeren

Slide 1 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd gedrag
Door wat wordt ons gedrag meer bepaald?              aangeboren eigenschappen of aangeleerde eigenschappen.
Aangeboren gedrag/Nature:
  • Vanaf de geboorte
  • Moeilijk aanpasbaar
Aangeleerd gedrag/Nurture:
  • Leren tijdens je leven
  • Vanaf kleins aan maar ook als je ouder wordt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is aangeleerd gedrag?
A
Nederlands spreken
B
Kunnen praten
C
Slapen
D
Huilen

Slide 3 - Quizvraag


Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, lokaal is het heel warm buiten
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier
C
een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft

Slide 4 - Quizvraag

4 manieren van leren

-imitatie
-informatie en aanwijzingen
-ervaringen
-experimenteren

Slide 5 - Tekstslide

Informatie
Experimenteren
Imitatie
Ervaringen

Slide 6 - Sleepvraag

Aangeboren eigenschappen

Wat je erft
DNA
Socialisatie


Wat je leert
waarden
normen
gewoontes
door 
  • aanwijzingen
  • imitatie
  • ervaringen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is socialisatie?
A
Het accepteren van mensen en respect hebben
B
Het hebben van waarden en normen
C
Het aanleren van waarden, normen en gewoonten
D
Je verbonden voelen met een speciale groep

Slide 8 - Quizvraag

Sociale controle
Sancties: positieve of negatieve correcties op gedrag. 



Sociale controle 


Mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt.

Slide 9 - Tekstslide


Welke woorden ontbreken in beide zinnen?
1. Door het maken van wetten heeft de overheid invloed op.................
2. In gezinnen dragen de oudere kinderen bij aan ..............van de jongere kinderen
A
de cultuur
B
het werk
C
de socialisatie
D
de aangeboren eigenschappen

Slide 10 - Quizvraag

aangeboren eigenschappen
socialisatie
sociale controle
internalisatie
je leert normen en waarden door sancties, imitaite en informatie
je omgeving checkt of je je aan de groepsnormen houdt
je erft kenmerken van je vader of moeder
je gedraagt je automatisch zoals de groep verwacht

Slide 11 - Sleepvraag

Rolpatronen
= hoe iemand zich volgens 
anderen moet gedragen

Rolbevestigend=
als dit klopt met het beeld 
wat mensen hebben

Roldoorbrekend=
Als dit niet klopt met het beeld wat mensen hebben

Slide 12 - Tekstslide

Welk rolpatroon hoort bij een gastvrouw in een hotel?

Slide 13 - Open vraag

Roldoorbrekend gedrag is gedrag ...
A
dat past bij de rol die je in de samenleving hebt.
B
dat je aanpast omdat je een andere rol hebt.
C
dat niet bij de verwachtingen van de samenleving past.
D
waarmee iemand onderdrukt wie hij echt is.

Slide 14 - Quizvraag

Dominante cultuur
Subculturen

Slide 15 - Tekstslide

Dominante cultuur
Subcultuur

Slide 16 - Sleepvraag

Vooroordeel
Vooroordeel over iets of iemand, 
die niet is gebasseerd 
op feiten.



Slide 17 - Tekstslide

Wat is een vooroordeel ?
A
Een oordeel over iets of iemand waar van je de feiten goed kent.
B
Een oordeel over een hele groep mensen.
C
Een reden om iemand anders te behandelen dan anderen.
D
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten goed kent.

Slide 18 - Quizvraag

Tolerantie
Tolerantie

Respect = een ander zichzelf laten zijn
Het accepteren dat mensen anders zijn dan jij 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is tolerantie?
A
Iemand belachelijk maken omdat hij zich anders gedraagt.
B
De normen en waarden van anderen accepteren.
C
Je aan de wet houden
D
Mensen in hokjes plaatsen

Slide 20 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. "ik begrijp echt niet waarom ze steeds bushokjes vernielen" dit is een voorbeeld van tolerantie
2. "iemand die tolerant is keurt asociaal gedrag goed"
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land/samenleving. 
Een cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving 
Een oordeel over iemand, zonder dat je de feiten of de persoon kent. 
Een vooroordeel dat niet op 1 persoon slaat, maar op de hele groep. 
Dominante cultuur 
Subcultuur
Vooroordeel 
Stereotype 

Slide 22 - Sleepvraag

Identificatie
  • Identificatie = Je herkent bepaalde kenmerken van jezelf bij een ander

  • Groepsidentificatie = Je voelt je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt -> Groepsgevoel
  • Bijvoorbeeld door: woonplaats, provincie, geloof, zelfde interesses

Slide 23 - Tekstslide


identificatie:

A
zie je alleen bij jonge mensen die willen voldoen aan groepsdruk
B
is het zelfde als imitatie
C
betekent dat je kenmerken van jezelf in een ander herkent
D
ontstaan als mensen botsen met de normen van hun groep

Slide 24 - Quizvraag

Hoe ontstaat een groepsgevoel?

A
Plaats, geloof, belangen of problemen en smaak of interesse
B
Sterk wij-zij gevoel, geen geloof, interesse en belangen
C
Individualisering, keuzestress, vrijheid, jongerencultuur
D
Gamers, sporters, kookclubs, zelfde films/series kijken

Slide 25 - Quizvraag