Futur et conditionnel ( Grammaire B Chapitre 2)

Chapitre 2 
Grammaire B
Le futur simple
Le conditionnel

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 2 
Grammaire B
Le futur simple
Le conditionnel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Let op:
Bij werkwoorden die op -re eindigen, haal je de laatste -e weg voor je de uitgang plaatst.
Dus: Apprendre -  Nous apprendrons
perdre- elle perdra

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen
Regelmatige ww: heel ww + uitgang van futur simple
Onregelmatige ww: stam+ uitgang van futur simple
De stammen van de volgende ww leer je uit je hoofd:
être
ser
avoir
aur
faire
fer
aller
ir
pouvoir
pourr
vouloir
voudr

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de conditionnel en wat is het voor tijd?
  • om je beleefd uit te drukken
  • bij een voorwaarde of veronderstelling
  • in het Nederlands gebruik je zou/zouden

Achter het hele werkwoord(net als de futur simple) zet je de vormen van de imparfait
ais,ais,ait,ions, iez, aient
Dus: Je voudrais réserver une table = Ik zou graag een tafel willen reserveren

Slide 8 - Tekstslide

Dus!!!!
De futur(toekomende tijd)
Hele werkwoord + ai,as,a,ons,ez,ont 
je donnerai =  ik zal geven


Conditionnel ( de verleden toekomende tijd)
Net als de futur maar dan met als uitgang de vormen van de imparfait
je donnerais = ik zou geven 
Kijk voor de vormen op je (nieuwe) werkwoordenblad

Slide 9 - Tekstslide

Let op! Si + voorwaarde
Bij zinnen die beginnen met si (als), en dus een voorwaarde aangeven, gebruik je verschillende tijden in hoofd- en bijzin. 
Als si gevolgd wordt door een présent, dan gebruik je in de hoofdzin de futur simple.
Als si gevolgd wordt door de imparfait, dan gebruik je in de hoofdzin de conditionnel.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 
Si tu pars en vacances, tu devras peut-être prendre l'avion.

Si je gagnais au lotto, j'arrêterais de travailler.

Slide 11 - Tekstslide

Weet je nog hoe je een futur moet maken?

Slide 12 - Woordweb

De stam van de conditionnel is hetzelfde als die van de futur
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De uitgangen van de conditionnel zijn de uitgangen van het ww avoir.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De w.w vorm van de futur bestaat net als in het Nederlands uit 2 delen.
bijv. wij zullen wachten
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

De futur gebruik je om een veronderstelling aan te geven
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

De conditionnel wordt in het Nederlands vertaald door een vorm van zouden+ heel w.w
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Futur simple
Choisir: vous

Slide 18 - Open vraag

Geef de futur simple.
donner:ils

Slide 19 - Open vraag

futur simple
perdre: tu

Slide 20 - Open vraag

conditionnel
faire: vous

Slide 21 - Open vraag

futur proche
arriver: tu

Slide 22 - Open vraag