m4B op naar SE1

Deze les gaan we: 
- Taalverzorging H2 herhalen;
- Lezen H2 over signaalwoorden en tekstverbanden herhalen. 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les gaan we: 
- Taalverzorging H2 herhalen;
- Lezen H2 over signaalwoorden en tekstverbanden herhalen. 

Slide 1 - Tekstslide

Taalverzorging - aan elkaar of los schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

A
Babybed
B
Baby bed

Slide 3 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep

Slide 4 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
On line
B
Online

Slide 5 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 6 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 7 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 8 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 9 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Operatiekamer
B
Operatie kamer
C
Operatie-kamer

Slide 10 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven

Slide 11 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

A
Politie auto
B
Politieauto

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
Wat is juist?
A
tegenkomen
B
tegen komen
C
daarachter
D
daar achter

Slide 13 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel

Slide 14 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Rodewijn
B
Rode wijn

Slide 15 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 16 - Quizvraag

Aan elkaar of los?


A
Coronavirus
B
Corona virus

Slide 17 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt

Slide 18 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Soepautomaat
B
soep automaat

Slide 19 - Quizvraag

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 20 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 21 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 22 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zeven honderd dertien duizend
B
zevenhonderd dertienduizend
C
zevenhonderd der tien duizend
D
zevenhonderd dertien duizend

Slide 23 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Maximumsnelheid
B
Maximum snelheid

Slide 24 - Quizvraag


Aan elkaar of los?
Bah, wat is dit ....!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 25 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
speur hond
B
speurhond

Slide 26 - Quizvraag

Aan elkaar of los?

langeafstandsloper
A
Los: lange afstands loper
B
Los: lange afstandsloper
C
Los: langeafstands loper
D
Aan elkaar: langeafstandsloper

Slide 27 - Quizvraag

tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 29 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
integendeel
B
echter
C
tegenover
D
maar

Slide 30 - Quizvraag

Immers is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 31 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 32 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 33 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor uitspraak-voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 34 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna
D
tevens

Slide 35 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 36 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 37 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 38 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 39 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 40 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 41 - Quizvraag

Huiswerk: leren werkwoordspelling!

Slide 42 - Tekstslide