Zinsdelen H2 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Lesplanning

* 10 min. lezen in je leesboek

* klassikale vragen

* keuzeopdrachten

Lesdoelen

Ik kan / weet:

• het onderwerp van een zin vinden.

Steek het aantal vingers omhoog dat correspondeert met het juiste antwoord.

Wat is de pv en onderwerp van de volgende zin?

Bijna hebben we een lang weekend vrij.

1. pv = Bijna / ow = hebben

2. pv = hebben / ow = we

3. pv = hebben / ow = een lang weekend vrij

4. pv = we / ow = een lang weekend vrij

Steek het aantal vingers omhoog dat correspondeert met het juiste antwoord.

Wat is de pv en onderwerp van de volgende zin?

Ik heb erg veel zin in paaseitjes.

1. pv = ik / ow = heb

2. pv = heb / ow = ik

3. pv = ik / ow = erg veel zin

4. pv = heb / ow = paaseitjes

Steek het aantal vingers omhoog dat correspondeert met het juiste antwoord.

Wat is de pv en onderwerp van de volgende zin?

Met Pasen gaan veel kinderen op visite bij opa en oma.

1. pv = gaan / ow = Met Pasen

2. pv = veel kinderen / ow = gaan

3. pv = Met Pasen / ow = gaan

4. pv = gaan / ow = veel kinderen

Keuzeopdrachten

Je hebt minimaal 1 keuzeopdracht gemaakt, nu ga je deze nakijken. 

• De antwoorden van het lesboek vind je in het antwoordboek.

• De antwoorden van het opdrachtenboekje vind je in Teams.

• Als je een andere opdracht hebt gemaakt, laat je deze aan mij zien om na te kijken hoe het ging.

Heb je je leerdoel gehaald? Maak dan een opdracht van de excellente route.

Zo niet, dan kies je een andere opdracht.

Vragen? Bekijk eerst de theorie in het lesboek, vraag dan aan een klasgenoot en daarna vraag je het aan mij door je hand omhoog te steken.

Vul je routekaart in

Vul je scores / resultaten in bij punt 3. Evaluatie.

Heb je het leerdoel behaald?

Huiswerk

Do 13-04:

Minimaal 1 opdracht van H2 in je schrift.

Lezen theorie H3 gr. zinsdelen (werkwoordelijk gezegde)

Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...

1. ... vertelt wat er in de zin gebeurt.
2. ... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
3. ... vertelt wie iets doet in de zin.
4. ... vertelt wat iets doet in een zin.

Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?

1. door de zin vragend te maken?
2. Wie of wat + gezegde?’
3. Wie of wat + onderwerp + gezegde?’

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

De docent vindt dit een heel leuk onderwerp.

Wat is het onderwerp in deze vraagzin:

Wat vind jij van dit onderwerp, eigenlijk?

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Ik kan het onderwerpin een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

010

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?

😒🙁😐🙂😃