Quiz h4

Een megastad is:
A
De belangrijkste stad van het land.
B
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
C
Een stad met veel inwoners en een belangrijke invloed op de wereld.
D
De grootste stad van het land, de regering zit hier.
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een megastad is:
A
De belangrijkste stad van het land.
B
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
C
Een stad met veel inwoners en een belangrijke invloed op de wereld.
D
De grootste stad van het land, de regering zit hier.

Slide 1 - Quizvraag

Wat zijn: Kruistochten
A
Oorlog tegen de aanhangers van Islam
B
Tocht langs een kruispunt
C
Gelovigen die lopend kruisen gingen verspreiden
D
Een tocht naar een verboden gebied

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van Nederland?
A
Groningen
B
Amsterdam
C
Rotterdam
D
Utrecht

Slide 3 - Quizvraag

De schout was het hoofd van de stad. Wat is een andere naam voor de schout?
A
Schepenen
B
Burgemeester
C
Rechter

Slide 4 - Quizvraag

Welke stad was het hoofddoel van de kruistochten?
A
Mekka.
B
Jeruzalem.
C
Córdoba.
D
Rome.

Slide 5 - Quizvraag

Waardoor zijn de markten ontstaan?
A
Om mensen naar het kasteel te lokken.
B
Om het overschot aan voedsel te verkopen
C
Om het gezellig te maken binnen de stadsmuren

Slide 6 - Quizvraag

Renovatie van woningen is een manier om de leefbaarheid in een wijk te verbeteren?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Urbanisatie betekent...
A
verhuizen van het platteland naar de stad
B
verhuizen van de stad naar het platteland

Slide 8 - Quizvraag

Wat is centralisatie?
A
Een gebied wordt bestuurd door allemaal graven die de baas zijn in hun eigen gebied.
B
Dan moeten de graven de koning bijstaan met raad en daad.
C
Als een gebied wordt geregeerd vanuit steeds een andere plaats.
D
Een gebied wordt steeds meer bestuurd vanuit een centrale plaats.

Slide 9 - Quizvraag

De middeleeuwen zijn van..
A
350-1000
B
500-1000
C
500-1500
D
1000-1500

Slide 10 - Quizvraag

Wat bedoelen we met staatsvorming?
A
als een land wordt bestuurd door een vorst
B
als een land steeds meer vanuit één plek wordt bestuurd
C
als een land steeds meer als eenheid wordt bestuurd
D
als een land een naam krijgt, zoals Nederland

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn Stadsrechten?
A
Rechten die alleen de heer heeft
B
De afspraken tussen een heer en zijn stadsbewoners
C
rechten die alleen stadsbewoners hebben
D
rechters die in een stad wonen

Slide 12 - Quizvraag

Moskou heeft meer dan tien miljoen inwoners en is vooral gericht op Rusland gericht. Vanuit Moskou wordt het land bestuurd.

Wereldstad, megastad of hoofdstad? 2 antwoorden zijn goed.
A
Wereldstad
B
Megastad
C
Hoofdstad

Slide 13 - Quizvraag

Het gedeelte binnen de (oude) stadsmuren of grachten noemen we:
A
Randstad
B
Winkelcentrum
C
Grachtengordel
D
Binnenstad

Slide 14 - Quizvraag

In een democratie hebben de burgers inspraak
A
juist
B
fout

Slide 15 - Quizvraag


 Een stad kon stadsrechten krijgen. 
Wat is GEEN stadsrecht?
A
De stad mocht zelf rechtszaken houden
B
De stad mocht zelf belasting ophalen
C
De stad mocht stadsmuren bouwen
D
De stad hoefde de landheer niks meer te betalen

Slide 16 - Quizvraag

Er was veel 'aanbod' naar producten. Wat betekent dat?
A
Wat mensen willen kopen
B
Dat zijn de weekaanbieding, dat betekent korting.
C
Dat producten werden aangeraden om te kopen
D
Wat mensen willen verkopen

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn ambachtslieden?
A
Boeren
B
Mensen die dingen maken met hun handen.
C
Mensen die dingen maken met hun handen en gereedschap.
D
Mensen die dingen bedenken.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is infrastructuur?
A
De structuur van de stad
B
De structuur van de mensen
C
Alle wegen, water-wegen, spoorwegen die vervoer mogelijk maken
D
Alle vervoer

Slide 19 - Quizvraag

Ook werden meer mensen handelaar. Wat doet een handelaar?
A
Die maakt producten met de hand
B
Die doet aan landbouw
C
Die koopt en verkoopt producten
D
Die onderwijst mensen in het kopen van materialen

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk het plaatje. Welk begrip past hierbij?
A
Zakencentrum
B
Voorstad
C
Krottenwijk

Slide 21 - Quizvraag

Krottenwijken kom je vooral tegen:
A
Midden in een stad.
B
Op plekken waar niemand wil wonen.
C
Aan de rand van de stad.
D
In een dorp

Slide 22 - Quizvraag

Het gewest Holland werd bestuurd door Floris V.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

Wie bedoelen we met burgerij?
A
Ambachtslieden
B
Boeren
C
De vrije inwoners van een stad
D
Mensen met verplichtingen aan de koning of heer

Slide 24 - Quizvraag

Waar zijn er meer voorzieningen?
A
In de stad
B
In een dorp

Slide 25 - Quizvraag