Werkwoordspelling / signaalwoorden

DOEL


- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

- je kent de stam van een werkwoord

- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen

- je kent een aantal signaalwoorden voor een opsomming en een tegenstelling


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

DOEL


- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

- je kent de stam van een werkwoord

- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen

- je kent een aantal signaalwoorden voor een opsomming en een tegenstelling


Slide 1 - Tekstslide

Je kent 3 verschillende werkwoordsvormen :

      Het hele werkwoord

      de persoonsvorm
        
       het voltooid deelwoord

1
2
3

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wij hebben gisteren hardgelopen.
Persoonsvorm?
A
wij
B
Hebben
C
Hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wij halen morgen een hond uit het asiel.
A
hond
B
morgen
C
wij
D
halen

Slide 6 - Quizvraag

wat is de persoonsvorm:
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 7 - Quizvraag

Vorig jaar brandden tijdens de Sinterklaasviering honderden lampjes.
____________
A
Persoonsvorm
B
Hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleedt
B
kleed
C
kleet

Slide 10 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantwoordt
C
beantwoord

Slide 11 - Quizvraag

tt
De inbreker (bekennen) zijn misdaad.
A
bekend
B
bekendt
C
bekent

Slide 12 - Quizvraag

tt
De minister (rijden) weg uit Rotterdam.
A
rijd
B
rijdt
C
rijt

Slide 13 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan?
A
Maar
B
Daarnaast
C
Ook
D
Echter

Slide 14 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven een opsomming aan?
A
Hoewel
B
Enzovoort
C
Toch
D
Tenslotte

Slide 15 - Quizvraag