In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
rekenen S2A - S2B
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
- onze rekenhersencellen wakker houden (maken)!!
- oefenen met redactiesommen (verhaaltjessommen)
- uitrekenen mag natuurlijk op papier
- daag jezelf uit!
Slide 2 - Tekstslide
redactie (verhaaltjes) sommen
1. Lees het verhaaltje goed door.
2. Welke cijfers heb ik nodig om de som te maken.
3. Wat voor een soort som is het? x + - :
4. Schijf de som op een kladblaadje evt
5. Reken de som uit
6. Vul het antwoord in op lesson up
Slide 3 - Tekstslide
5 kinderen hebben samen een briefje van 50 euro. Ze kopen er alle 5 een kaartje van voor het zwembad. Ze hebben precies genoeg. Hoe duur was ieder kaartje? ______ euro
Slide 4 - Open vraag
50 : 5 = €10
Slide 5 - Tekstslide
De groentekraam op de markt leverde vandaag 7021 euro winst op. De notenkraam ernaast leverde een winst op van 6996 euro. Hoeveel euro leverde deze minder op dan de groetekraam? _____euro
Slide 6 - Open vraag
7021 - 6996 = €25 verschil
Slide 7 - Tekstslide
Annabel verzamelt kaarten in een album. In het album passen 250 kaarten. Ze heeft er al 172. Hoeveel kan ze nog sparen voor het album vol is? ______ euro
Slide 8 - Open vraag
250 - 172 = 78
Slide 9 - Tekstslide
Sem moet €12.75 betalen. Hij betaalt met 50 euro. Hoeveel krijgt hij terug?
A
37 euro en 75 cent
B
37 euro en 25 cent
C
75 euro en 37 cent
D
12 euro en 75 cent
Slide 10 - Quizvraag
€50 - €12,75 = €37,25
Slide 11 - Tekstslide
Zebib koopt een tablet van 680 euro. Zij krijgt 250 euro korting. Hoeveel moet Zij betalen? ___euro
Slide 12 - Open vraag
€680 - €250 = €430,-
Slide 13 - Tekstslide
Sven heeft 480gram suiker. Hij gebruikt 155 gram voor het maken van een appeltaart. Hoeveel gram houdt hij over? _____gram
Slide 14 - Open vraag
480 - 155 = 325 gram
Slide 15 - Tekstslide
"Als we nog 2 stoelen verkopen hebben we deze week 300 stoelen verkocht", zegt de marktverkoper. Hoeveel stoelen zijn er tot nu toe verkocht?______stoelen
Slide 16 - Open vraag
300 - 2 = 298 stoelen
Slide 17 - Tekstslide
3 kilo aardbeien kost 15 euro. Hoeveel moet moeder betalen voor 4 kilo? ____ euro
Slide 18 - Open vraag
15 : 3 = 5 / 5 x 4 = €20,-
Slide 19 - Tekstslide
Evans doet vakantiewerk en verdient iedere dag 15 euro. Hoeveel dagen moet hij werken om een fiets van 150 euro te kunnen kopen?
A
100 dagen
B
20 dagen
C
15 dagen
D
10 dagen
Slide 20 - Quizvraag
150 : 15 = 10 dagen
Slide 21 - Tekstslide
Yahya komt om half 8 uit bed. Om kwart voor 9 moet ze klaar zijn om naar school te gaan.
Hoeveel MINUTEN heeft ze om zich klaar te maken?
A
B
C
D
75 minuten
Slide 22 - Quizvraag
7.30 uur naar 8.45 uur =
75 minuten
Slide 23 - Tekstslide
Yakeen, Fanueal en Mahmood verdelen samen 90 snoepjes. Hoeveel krijgt ieder? _____ snoepjes
Slide 24 - Open vraag
90 : 3 = 30 snoepjes
Slide 25 - Tekstslide
Op een spaarkaart passen 25 zegels. Solomiueal heeft 356 zegels. Hoeveel spaarkaarten kan hij vol maken.
Slide 26 - Open vraag
356 : 25 = 14 volle kaarten
(6 zegeltjes over)
Slide 27 - Tekstslide
Over precies 168 dagen is Muna weer jarig heeft ze uitgerekend. Precies 3 weken later wil ze weer weten hoeveel dagen het nog duurt. Hoeveel dagen duurt het dan nog ? _____dagen
Slide 28 - Open vraag
168 - 21 = 147 dagen
Slide 29 - Tekstslide
Ice koopt een stereoset van 420 euro. Daarbij koopt hij nog eens geluidsboxen van 133 euro. Hoeveel euro moet hij betalen? _____ euro
Slide 30 - Open vraag
€420 + €133 = €553,-
Slide 31 - Tekstslide
De moeder van Amar koopt voor haar verjaardag 4 cadeautjes van 9 euro en drie cadeautjes van 7 euro. Hoeveel moet ze betalen? ______ euro
Slide 32 - Open vraag
(4 x 9) + (3 x 7) = 36 + 21 = €57,-
Slide 33 - Tekstslide
De stad waar Nout en Nadine wonen heeft 15800 inwoners. In een tijd van 15 jaar kwamen er 6200 inwoners bij. Hoeveel inwoners heeft hun stad nu?
A
2200
B
22000
C
9600
D
960
Slide 34 - Quizvraag
15.800 + 6.200 = 22.000 inwoners
Slide 35 - Tekstslide
Emma wil 20 pakken van 500 ml liter vullen met appelsap. Hoeveel liter appelsap heeft ze nodig?
Slide 36 - Open vraag
20 x 500 ml = 10.000 ml = 10 liter
Slide 37 - Tekstslide
Een grasmaaier kost 346 euro. Een klant koopt er 3 tegelijk en krijgt daarom in totaal 150 euro korting. Hoeveel euro moet hij betalen?