Week 19 H3 unit 5B quantifiers vervolg (3)

Unit 5: technology
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unit 5: technology

Slide 1 - Tekstslide

Today' s program





Homework check
Grammar (more quantifiers)





Slide 2 - Tekstslide

Learning objectives

- Students already know when to use quantifiers in the British language and are able to distinguish between a few, few, a little and little, some and any, much and many
- Students are going to learn the difference between both, neither, either, each, all and every.



Slide 3 - Tekstslide

Homework check
Do exercise 3 + 4 p. 53 WB
Learn words: a few t/m design and technology p. 132
Look at notes from unit 4 + 5. Extra material can be found in the planner on Itslearning.

Slide 4 - Tekstslide

 either, neither - aantekening
  • Either - Gebruik je als het zelfstandig naamwoord in enkelvoud staat. (een van beide) Either of you can do the presentation
  • Neither - Gebruik je als het zelfstandig naamwoord in enkelvoud staat. (geen van beide) Neither clock is working

Slide 5 - Tekstslide

BOTH
  • Both betekent beide / allebei
  • Je gebruikt both bij twee personen, dieren of dingen.
  • Bij both staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud.

Both burglars were taken to the police station.
Emma feeds both cats at the same time.

Slide 6 - Tekstslide

EACH
  • Each betekent elke
  • Als er verwezen wordt naar iets in het meervoud
  • Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

She wore bracelets on each arm.
The trainer gave each dog a treat.

Slide 7 - Tekstslide

ALL / EVERY / NONE
  • All / every / none gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.
  • All betekent alle / allemaal
  • Every betekent iedere.
  • None betekent geen / niet één.

Slide 8 - Tekstslide

EACH vs EVERY
  • Each  gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen.
  • Every gebruik je om nadruk te leggen op het geheel. 

Each of the students received a prize. 
The detective knows every criminal in town. 

Slide 9 - Tekstslide

I have two cats. ____ enjoy going outside.
A
both
B
none
C
all
D
every

Slide 10 - Quizvraag

Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 11 - Quizvraag

She sings ____ song with passion.
A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 12 - Quizvraag

Sarah wakes up at 7 o’clock ______ day.

A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 13 - Quizvraag

Homework
Do exercise 2 p. 53 WB
Learn words: a few t/m design and technology p. 132 WB
Look over notes on unit 4 + 5. Extra material can be found in the planner on Itslearning

Slide 14 - Tekstslide