arn STAD EN LAND les 2

2.2 Stad en land
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

2.2 Stad en land

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een vertrekreden:
A
criminaliteit
B
drukte
C
winkels
D
overlast

Slide 2 - Quizvraag

Gezinshereniging is een voorbeeld van
A
een vertrekreden
B
een vestigingsreden

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Iedere immigrant is ook een emigrant.
B
Immigratie en emigratie spelen pas de laatste tien jaar een grote rol in Nederland.
C
De meeste gastarbeiders komen uit voormalige koloniën.
D
Voor vluchtelingen is werk een vertrekreden om naar Nederland te komen.

Slide 4 - Quizvraag

Wat was geen vertrekreden van deze mensen?
A
Vrijheid
B
Oorlog
C
Armoede
D
Werkloosheid

Slide 5 - Quizvraag

Wat was geen vertrekreden van deze mensen?
A
Vrijheid
B
Oorlog
C
Armoede
D
Werkloosheid

Slide 6 - Quizvraag

Het gemak waarmee iemand zich verplaatst
A
bereikbaarheid
B
mobiliteit
C
forens

Slide 7 - Quizvraag

Toename van de werkgelegenheid leidt tot een toename van....?
A
welvaart
B
welzijn
C
mobiliteit
D
congestie

Slide 8 - Quizvraag

wat is mobiliteit?
A
de mogelijkheid om je ter verplaatsen
B
alle vervoersmiddelen
C
het verkeer
D
telefoons

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer mensen van de stad naar het platteland verhuizen noemen we dit:
A
urbanisatiegraad
B
suburbanisatie
C
mobiliteit
D
verstedelijking

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn vestigingsredenen?

Slide 11 - Open vraag

Wat is een vestigingsreden?
A
Welvaart
B
Armoede
C
Droogte
D
Voedselzekerheid

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor soort wijk is het laatst gebouwd:
A
Arbeiderswijken
B
Vinex-wijken
C
Groeikern
D
Naoorlogse wijken

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 2: Welk woord moet op de stippellijntjes worden ingevuld?
Groningen heeft een ... voor het noorden van Nederland.
A
groeikern
B
compacte stad
C
dagelijkse voorziening
D
centrumfunctie

Slide 14 - Quizvraag

Een dorp of stad waar veel mensen uit een naburige stad zijn komen wonen
Dit noem je een...
A
een stad
B
een nederzetting
C
een agglomeratie
D
groeikern

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekend het begrip GROEIKERN
A
Plaatsen buiten de stad waar veel huizen gebouwd zijn.
B
Dat een stad alleen in de kern gegroeid is.
C
Dat het centrum van een stad erg gegroeid is.
D
Dat er verschillende steden rondom een stad bijkomen.

Slide 16 - Quizvraag

Het gemak waarmee iemand zich verplaatst
A
bereikbaarheid
B
mobiliteit
C
forens

Slide 17 - Quizvraag

Iemand die dagelijks heen en weer reist tussen woon- en werkgemeente
A
bereikbaarheid
B
mobiliteit
C
forens

Slide 18 - Quizvraag

Wie is geen voorbeeld van een forens?
A
Studenten
B
Vrachtwagenchauffeur
C
Docenten
D
Politieagent

Slide 19 - Quizvraag

In de jaren '60 vertrokken vooral gezinnen de stad uit. Hoe noem je dit?
A
Urbanisatie
B
Migratie
C
Forens
D
suburbanisatie

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een FORENS?
A
Iemand die veel in de file staat.
B
Iemand die ver moet reizen voor zijn werk.
C
Iemand die buiten de stad woont.
D
Iemand die in de stad woont.

Slide 21 - Quizvraag

Waarom zitten in Nederland kantoren graag in de binnenstad?
A
Goede bereikbaarheid voor auto´s.
B
Goede bereikbaarheid voor klanten.
C
Goede bereikbaarheid voor personeel.
D
Goede bereikbaarheid voor goederen.

Slide 22 - Quizvraag

chemische fabrieken
olieraffinaderijen

hoogovens - ijzer- en staalfabrieken
landbouwwerkende fabrieken
textiel- en confectiefabrieken
steen- en karamiekfabrieken

cementfabrieken
elektrotechnische en hightechindustrie
klanten + goede bereikbaarheid aanvoer grondstoffen
aanwezigheid grondstof kalksteen
goede verbindingen aanvoer grondstoffen en aanwezigheid grondsytoffen
arbeidsloon
aanwezigheid hooggeschoold personeel
aanwezigheid grondstoffen of goede bereikbaarheid aanvoer grondstoffen

Slide 23 - Sleepvraag

Centrum van de stad is een vestigingsvoordeel over...
A
bereikbaarheid
B
aanwezigheid van klanten
C
hoeveelheid ruimte

Slide 24 - Quizvraag

Vestigingsvoordeel:
IKEA
A
Aanwezigheid van klanten
B
Bereikbaarheid (bij de snelweg)
C
Hoeveelheid ruimte
D
B en C

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste omschrijving in
A
B
C
D
E
19e-eeuwse wijk
Vinex-wijk
binnenstad
hoogbouw '60
laagbouw '70

Slide 26 - Sleepvraag

Mensen met kinderen
zullen waarschijnlijk vooral
wonen in ...
A
een laat 19e eeuwse wijk
B
de binnenstad
C
portiekwoningen
D
een VINEX-wijk

Slide 27 - Quizvraag

Welke vorm van stadsvernieuwing zie je op de afbeelding?
A
Renoveren
B
Saneren
C
Vinex-wijk
D
Nieuwbouw

Slide 28 - Quizvraag

Bekijk het plaatje van Eindhoven. Wat zijn de antwoorden op de volgende vragen?
Vraag 1: Welke wijk is het dichtstbevolkt?
Vraag 2: Welke wijk zal het hoogste inkomen hebben?
Vraag 3: In welke wijk zal het aantal allochtonen het
hoogst zijn?
Vraag 4: Eindhoven heeft ook een Vinex-wijk.
Welke wijk zal dat zijn?
A
Antwoord 1= wijk 2, Antwoord 2= wijk 3, Antwoord 3= wijk 2, Antwoord 4= wijk 3.
B
Antwoord 1= wijk 1, Antwoord 2= wijk 3, Antwoord 3= wijk 2, Antwoord 4= wijk 3.
C
Antwoord 1= wijk 2, Antwoord 2= wijk 1, Antwoord 3= wijk 2, Antwoord 4= wijk 3.
D
Antwoord 1= wijk 2, Antwoord 2= wijk 3, Antwoord 3= wijk 2, Antwoord 4= wijk 1.

Slide 29 - Quizvraag

In welk type wijk heeft vaak verkrotting (verslechtering van de kwaliteit) plaatsgevonden.
A
Vinex wijken
B
Historische binnensteden
C
Naoorlogse wijken
D
19e eeuwse arbeiderswijken

Slide 30 - Quizvraag

In wat voor type wijk vind je dit soort huizen?
A
suburbane woonwijk (groeikernen)
B
Na-oorlogse wijken
C
woonwijken jaren '90
D
Vinex-wijken (reurbanisatie

Slide 31 - Quizvraag

Wat weet je nog....
Wat zie je op de kaart: een dorp of een stad?
Stad
Dorp

Slide 32 - Sleepvraag

Waar hoort het bij? Sleep het antwoord naar stad of dorp
Stad
Dorp
Hoogbouw
Laagbouw
Veel ruimte
Ruimtegebrek
Veel bedrijven
Weinig bedrijven

Slide 33 - Sleepvraag

STAD
Platteland


veel
mensen






veel
voorzieningen






veel
werk




Weinig
ruimte




minder
mensen




minder
voorzieningen




minder
werk




Veel
Ruimte


Slide 34 - Sleepvraag